Kern van Burgerschap

Hoofdstuk 1 Vrijheid
Vrijheid
Vrijheid van meningsuiting
Respect

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 Vrijheid
Vrijheid
Vrijheid van meningsuiting
Respect

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen vrijheid
A
Je mag zelf beslissen wat je wel of niet doet
B
Je mag zelf bepalen welke kleding je draagt
C
Je mag niet kiezen met wie je omgaat
D
Kiezen welke opleiding je volgt

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent vrijheid voor jou?

Slide 3 - Open vraag

Welke term klopt niet bij vrijheid van meningsuiting?
A
Vrijheid om te zeggen wat je wilt
B
Je mag schrijven wat je wilt
C
Je mag voor je mening uitkomen
D
Je mag niet zelf een vereniging oprichten

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Wat is valt niet onder respect?
A
Rekening houden met andere mensen
B
Respect is waardering die je voor iemand hebt
C
Schreeuwen in de bios
D
Ouderen met U aanspreken

Slide 6 - Quizvraag


Wat betekent respect
voor jou?

Slide 7 - Open vraag

Hoofdstuk 2 Rechten

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Rechten

Rechten en plichten
Grondrechten
De Grondwet

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een recht?
Een recht is iets wat je mag doen of waar je aanspraak op kunt maken. 

Bijvoorbeeld:
Op school: het recht om lessen te volgen
Op je werk: recht op salaris en veilige werkomgeving.

Slide 10 - Tekstslide

Plichten

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn grondrechten?

De belangrijkste rechten die je als burger hebt. (klassieke en sociale)
Ze beschermen burgers tegen de macht van de overheid

Bijvoorbeeld: De vrijheid van meningsuiting
Ook verplichten grondrechten de overheid om bepaalde basisvoorzieningen te zorgen, zoals onderdak en onderwijs

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een plicht?

Een plicht is iets wat je moet doen of nakomen.

Bijvoorbeeld:
Op tijd op je werk komen
Je aan de verkeersregels houden


Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen plicht?
A
Identificatieplicht
B
leerplicht
C
belastingplicht
D
huiswerkplicht

Slide 14 - Quizvraag

Voorbeelden van grondrechten

  • Kiesrecht (recht om te stemmen, maar jezelf ook verkiesbaar stellen)
  • Vrijheid van godsdienst (je bent vrij om te kiezen)
  • Vrijheid van vergadering en betoging (demonstreren)
  • Recht op onderwijs (recht om naar school te gaan)

Slide 15 - Tekstslide

Botsende grondrechten

Grondrechten kunnen met elkaar botsen. In zo’n geval beslist de rechter welk grondrecht zwaarder weegt.
Bijvoorbeeld: de vrijheid van meningsuiting kan ook botsen met het recht op gelijke behandeling (je mag niet discrimineren)
De rechter bepaalt wat zwaarder weegt.
 

Slide 16 - Tekstslide

Grondwet (de belangrijkste wet van Nederland)


  • Hoe Nederland bestuurd wordt.
  • Hoe de macht is verdeeld en mag worden gebruikt.
  • Hoe Nederlanders inspraak kunnen hebben in het bestuur van het land.

Slide 17 - Tekstslide

Recht om te Stemmen

Slide 18 - Tekstslide

Een belangrijk recht dat voor alle burgers geldt
A
Plicht
B
Grondwet
C
Recht
D
Grondrecht

Slide 19 - Quizvraag

Iets wat je moet doen of nakomen?
A
Recht
B
Plicht
C
Grondwet
D
Grondrecht

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdstuk 3 Regels en Wetten
Leerdoel:

  • Waarom zijn er regels?
  • Wat regels met waarden en normen hebben
  • Wat wetten zijn

Slide 21 - Tekstslide

REGELS

Slide 22 - Tekstslide

Regels

  • Geven aan wat je in een bepaalde situatie mag of niet mag.
  • Zorgen voor veiligheid en orde

Slide 23 - Tekstslide

Regels

  • Mensen moeten goed kunnen samen leven
  • Op school moet je op tijd komen
  • Het park schoon houden
  • Hondenpoep opruimen

Slide 24 - Tekstslide

Regels

Slide 25 - Tekstslide

Waarden

Idee dat belangrijk wordt gevonden.

Bijvoorbeeld: veiligheid, gezondheid, eerlijkheid

Slide 26 - Tekstslide

Waarden

Slide 27 - Tekstslide

Wat is voor jou een waarde?

Slide 28 - Open vraag

NORM
Een ‘normale’ manier van doen.

Bijvoorbeeld: 
anderen niet in gevaar brengen, iemand begroeten, niet liegen.

Slide 29 - Tekstslide

Normen

Slide 30 - Tekstslide

Een regel die is opgesteld door de overheid en is vastgelegd in een wetboek
A
Regel
B
Plicht
C
Waarde
D
Wet

Slide 31 - Quizvraag

Wat valt niet onder een Wet?
A
Zijn vastgelegd in een wetboek
B
Beschermen van burgers.
C
Een gewoonte of een gebruik dat wordt doorgegeven
D
Gelden voor iedereen.

Slide 32 - Quizvraag

Wetten
Een wet is een regel die is opgesteld door de overheid en is opgeschreven in een wetboek
Iedereen moet zich aan de wetten houden die in Nederland gelden

Slide 33 - Tekstslide

Wetten
  • Worden door de overheid opgesteld
  • Zijn vastgelegd in een wetboek
  • Gelden voor iedereen.
  • Beperken de vrijheid van burgers.
  • Beschermen van burgers.



Slide 34 - Tekstslide

Wie controleert of mensen zich aan de wet houden?

Slide 35 - Open vraag

Het recht van de sterkste

Wat als wetten en regels niet worden nageleefd?

  • De overheid heeft geen gezag.
  • Wetten en regels worden niet gehandhaafd.
  • Burgers worden onderdrukt

 

Slide 36 - Tekstslide

Het recht van de sterkste

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide