Voorbereiding Toetsweek 2 Klas 2

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Aussprache ä, ö, äu, u, ü

ä: [e of ee]  - Niederländisch, Väter

ö: [u of eu]  - möchte, hören

äu: [oi] - Mäuse

u: [oe] - null, Telefonnummer

ü: [ uu of úú] - fünf, Brüder

Wie spricht man die Wörter aus? (1 Min. üben)

- Stadt - Niederländer - Väter

- kochen - größer - ich möchte

- laufen - Träume

- suchen - fünfundfünfzig - früh

Het persoonlijk voornaamwoord

Het werkwoord

Het werkwoord

Wiederholung: het PSV:

Was passt zusammen?

ich

du

er / es / sie

wir

ihr

sie / Sie

ik

jij

hij

wij

jullie

zij / u

het

zij

Wiederholung: zwakke werkwoord: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

st

t

en

t

en

e

Wat betekent 'ihr'?

1. jullie
2. wij
3. zij

Was ist richtig?

1. ich spiel
2. ich spiele
3. ich spielt
4. ich spielen

Was ist richtig?

1. ich tanz
2. ich tanze
3. ich tanzt
4. ich tanzen

Ergänze die Verbform:

Mein Vater ...(öffnen)... das Fenster.

1. öffnet
2. öffnt
3. öffent

Ergänze die Verbform:
Warum hast du dich nicht bei mir
...(melden)...?

1. gemeld
2. gemeldet
3. gemeldt
4. gemelden

-------------------------------------------------------------------------

1

2

Wir ...(zeichnen)... einen Comic.

Peter ...(kaufen)... ein Eis.

zeichnen

zeichnet

zeichneen

kaufst

kaufet

kauft

Vervoeg: du ... (tanzen)

Vervoeg: Wir ... (spielen)

ich red

du red

er red

es red

sie red

wir red

ihr red

sie red

Sie red

e

est

et

et

et

en

et

en

en

Deze hebben we al geleerd...

ik	ich
jij	du
hij	er
zij	sie
het	es
wij	wir
jullie	ihr
zij	sie
u	Sie

Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de eerste naamval (Nominativ)

wie

wer (vragend voornaamwoord)

Dit is nieuw...

mij	mich
jou	dich
hem	ihn
haar	sie
het	es
ons	uns
jullie	euch
hen	sie
u	Sie

Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de vierde naamval (Akkusativ)

wie

wen (vragend voornaamwoord)

Valt je iets op aan deze zinnen?

De voorzetsels van de vierde naamval

durch	door
für	voor (ten behoeve / gunste van)
ohne	zonder
um	om
bis	tot
gegen	tegen

Na deze voorzetsels volgt dus de vierde naamval (Akkusativ) 

Hoe zeg je 'zonder mij'?

Hoe zeg je 'tegen jullie'?

Hoe zeg je 'voor jou'?

Hoe zeg je 'om haar'?

Hoe zeg je 'door hem'?