5.1 Je omgeving waarnemen

5.1 - Je omgeving waarnemen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.1 - Je omgeving waarnemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Opstarten

  • Uitleg basisstof 2
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting
Deze les:
Leerdoel 5.1
    - Je kunt de werking van zintuigen beschrijven
    - Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel
    Programma:
    - 5 minuten introductie thema 5
    - 15 minuten uitleg bs 1
    - 10-15 minuten opdracht maken 
    - 10 minuten nakijken 
    - 5 minuten afsluiting 
    - Ga rustig zitten op je plek volgens plattegrond 
    - Pak je biologie spullen op tafel 
    (boek 1b + aantekeningenschrift) en je etui. 

    Slide 2 - Tekstslide

    Slide 3 - Video

    5.1 Je omgeving waarnemen
    (blz. 88)
    Om je omgeving waar te nemen gebruik je zintuigen.

    Zintuig = orgaan dat reageert op invloeden uit je omgeving.

    Invloed = prikkel

    Slide 4 - Tekstslide

    Zintuigen
    Alle zintuigen samen = zintuigenstelsel


    Slide 5 - Tekstslide

    Prikkels
    Invloeden vanuit de omgeving.
    Opgevangen door zintuigen, waardoor je ze kunt waarnemen.

    Licht, geluid, geur, smaak, kou, warmte, pijn, druk, tast.

    Slide 6 - Tekstslide

    Zintuigen
    Hebben speciale zintuigcellen die prikkels opvangen.

    Sturen een impuls (elektrisch signaal) naar de hersenen, via de zenuwen.
    In je hersenen wordt je bewust van de prikkels.

    Slide 7 - Tekstslide

    Prikkel  - zintuig - impuls -  zenuw - 
     hersenen - waarnemen (geur)
    Hij heeft iets waargenomen en reageert nu op de prikkel

    Slide 8 - Tekstslide

    Prikkels en impulsen
    Een zintuig zet een prikkel om in een impuls.

    De impuls gaat door zenuwen naar de hersenen.

    In je hersenen wordt je bewust van een prikkel.

    Slide 9 - Tekstslide

    Impulsen
    Impulsen zijn elektrische signalen of elektrische stroompjes.

    Die reizen van een zintuig naar de hersenen: waarnemen.

    En van de hersenen naar de spieren en klieren: reageren 




    Slide 10 - Tekstslide

    Waarnemen
    Wat gebeurt hier allemaal?
    Wanneer WEET je dat de vlieg er zit?

    Slide 11 - Tekstslide

    Zintuigen & prikkels
    Geluid
    Licht
    Warmte
    Kou
    Druk
    Aanraking
    Geur
    Smaak

    Slide 12 - Tekstslide

    Ligging van de zintuigen

    Slide 13 - Tekstslide

    Zintuigen in de huid
    - tastzintuigen: liggen vlak onder de opperhuid en nemen lichte aanraking waar.
    - drukzintuigen: liggen dieper in de huid, reageren op druk.
    - koudezintuigen: nemen kou waar
    - warmtezintuigen
    - pijnpunten: vrije uiteinden van
    zenuwen. komen op allerlei plaatsen 
    in je lichaam voor. 

    Slide 14 - Tekstslide

    Pijnpunten
    • Pijnpunten nemen pijn waar. Pijnpunten zijn uiteinden van zenuwen. 
    • Pijnpunten komen op allerlei plaatsen in je lichaam voor, ook in dieper gelegen organen.

    Slide 15 - Tekstslide

    Aan de slag! 

    Wat? Basisstof 1 Je omgeving waarnemen 
    Welke opdrachten? Opdracht 1 tot en met 8 met potlood

    Hand omhoog, als je hulp nodig hebt! tip: gebruik je boek!

    Slide 16 - Tekstslide

    Huiswerk volgende les: 
    5.1: opdracht 1 tot en met 8 en lezen heel bs 2

    Slide 17 - Tekstslide


    Een pijnpunt is een uiteinde van bepaalde zenuw die pijn waarneemt
    A
    Waar
    B
    Nietwaar

    Slide 18 - Quizvraag


    Een zintuigcel vangt prikkels op en zet die om in impulsen
    A
    Waar
    B
    Nietwaar

    Slide 19 - Quizvraag

    Waar ontstaan impulsen?
    A
    in de zintuigcellen
    B
    in het zintuig
    C
    in de hersenen
    D
    in de prikkel

    Slide 20 - Quizvraag

    komt binnen bij je zintuigcellen
    Elektrische signaaltje via een zenuw
    Reactie
    Respons
    Prikkel
    Impuls

    Slide 21 - Sleepvraag

    1. Je hersenen verwerken de informatie die je zintuigen
    sturen.
    2. Sommige lichaamsdelen hebben meer zintuigcellen dan
    andere.
    A
    Beide waar
    B
    Beide niet waar
    C
    1: waar 2: niet waar
    D
    1: niet waar 2: waar

    Slide 22 - Quizvraag

    Je hebt geleerd dat je waarneemt via je zintuigen. Wat is GEEN zintuig?
    A
    Pijnzintuig
    B
    Tastzintuig
    C
    Warmtezintuig
    D
    Huidzintuig

    Slide 23 - Quizvraag

    Wat is een zintuig?
    A
    Een orgaan dat reageert op invloeden uit de omgeving
    B
    Een orgaanstelsel dat reageert op ??
    C
    Een stelsel dat reageert op prikkels
    D
    Geen van de bovenstaande

    Slide 24 - Quizvraag

    Je huid is een zintuig
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 25 - Quizvraag

    Zintuigen reageren op ...
    A
    informatie
    B
    een impuls
    C
    een prikkel
    D
    dat waar je hersenen op willen reageren

    Slide 26 - Quizvraag

    Vormen alle zintuigen bij elkaar het zintuigstelsel?
    A
    Juist
    B
    onjuist

    Slide 27 - Quizvraag

    De 5 zintuigen zijn:

    A
    Oren, neus, tong, ogen en huid.
    B
    Oren, neus, teen, ogen en huid.
    C
    Oren, nagels, tong, ogen en huid.
    D
    Oren, neus, tong, ogen en haar.

    Slide 28 - Quizvraag

    Dit vangen de zintuigcellen in je zintuigen op
    A
    Impulsen
    B
    Zenuwen
    C
    Prikkels
    D
    Licht

    Slide 29 - Quizvraag

    De functies van zintuigen zijn......
    A
    Prikkels opvangen
    B
    Impulsen opvangen
    C
    Prikkels maken
    D
    Impulsen maken

    Slide 30 - Quizvraag

    Het zintuig waarmee je ruikt heet het.....?

    Het zintuig waarmee je proeft heet het...….?
    A
    neus en mond
    B
    neus en tong
    C
    reukzintuig en smaakzintuig
    D
    ruikzintuig en proefzintuig

    Slide 31 - Quizvraag

    Aan de slag!
    Thema 5, basisstof 1 maken
    Alles behalve de plus-opdrachten

    Strijders
    Plus-opdrachten / Samenhang

    Klaar?
    - Alles nagekeken?
    - Door met de volgende lesson-up


    Slide 32 - Tekstslide