Woordsoorten 2vma

Wat gaan we doen?
  • Voorlezen;
  • (Herhaling) Woordsoorten;
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Voorlezen;
  • (Herhaling) Woordsoorten;

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les

- ken je de woordsoorten lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.
- kun je deze woordsoorten benoemen in zinnen. 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
- lidwoord: de, het, een 
- zelfstandig naamwoord: dingen, dieren, mensen, planten, namen (alles wat iets is)
- werkwoord: geven aan wat iemand doet / wat er gebeurt --> persoonsvorm, werkwoord, voltooid deelwoord
- bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over het znw
- voorzetsel: geeft een precieze plaats/tijd/richting aan

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de drie lidwoorden zonder komma's ertussen.

Slide 5 - Open vraag

Noteer een zelfstandig naamwoord.

Slide 6 - Open vraag

Noteer een bijvoeglijk naamwoord bij je gekozen znw.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van een werkwoord in de hij-vorm.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van een werkwoord.

Slide 9 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van een werkwoord.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord van een werkwoord.

Slide 11 - Open vraag

Noteer een voorzetsel.

Slide 12 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
autootje
tekst
vrouw
loper
adem
pad
frisse
schattige
lange
witte
mooie
verbrede

Slide 13 - Sleepvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
speelt = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 14 - Quizvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
met = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 15 - Quizvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
kleine = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 16 - Quizvraag

De schattige paardjes draven daar.
draven =
A
ww, pv
B
ww, heel ww
C
ww, vdw
D
vz

Slide 17 - Quizvraag

De schattige paardjes draven daar.
schattige =
A
znw
B
bijv.nw.
C
ww
D
vz

Slide 18 - Quizvraag

Het regent heel hard.
regent =
A
znw
B
bijv.nw.
C
ww
D
geen van de antwoorden

Slide 19 - Quizvraag