Paragraaf 3.6 - Trouw aan de heer

Bonifatius was erg belangrijk bij de verspreiding van het christendom. Waar of niet waar en waarom?
A
waar, want hij heeft veel mensen bekeerd
B
niet waar, de Friezen waren te machtig
C
waar, hij heeft een klooster gesticht
D
niet waar, dat was Willibrord
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonifatius was erg belangrijk bij de verspreiding van het christendom. Waar of niet waar en waarom?
A
waar, want hij heeft veel mensen bekeerd
B
niet waar, de Friezen waren te machtig
C
waar, hij heeft een klooster gesticht
D
niet waar, dat was Willibrord

Slide 1 - Quizvraag

Wat was Willibrord?
A
ridder
B
monnik
C
Leenheer
D
koning

Slide 2 - Quizvraag

Wat was de hoogste stand?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren
D
de priesters

Slide 3 - Quizvraag

Heidenen zijn...
A
Mensen die in God geloven
B
Mensen die Jezus volgden
C
Mensen die geloven in natuurgoden
D
tegenstanders van de moslims

Slide 4 - Quizvraag

Een Germaanse god is...
A
Clovis
B
Donar
C
Jupiter
D
Juno

Slide 5 - Quizvraag

De Middeleeuwen begonnen en eindigden in...
A
400 - 1400
B
500 - 1453
C
500 - 1500
D
500 - 1600

Slide 6 - Quizvraag

Het Romeinse Rijk werd opgesplitst in het jaar
A
400
B
395
C
476
D
622

Slide 7 - Quizvraag

Een reden voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk is...
A
Te weinig belasting inkomsten
B
Ruzie over de opvolging van de keizers
C
Het leger was te klein
D
A, B en C zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Een domein bestond uit
A
Woeste grond
B
Land gebruikt door de heer
C
Land gebruikt door horigen
D
A, B en C zijn juist

Slide 9 - Quizvraag

Herendiensten zijn....
A
werkzaamheden verricht door de heer
B
werkzaamheden verricht door een vrije boer
C
werkzaamheden verricht door een horige

Slide 10 - Quizvraag


Welke godsdienst is ouder?
A
christendom
B
islam

Slide 11 - Quizvraag

De islam is
A
Monotheïstisch
B
Polytheïstisch

Slide 12 - Quizvraag


Hoe noemen we de
vijf belangrijkste leefregels van de islam?
A
De Vijf Pilaren van de islam
B
De Vijf Zuilen van de islam
C
De Vijf Hoekstenen van de islam
D
De Vijf Regels van de islam

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent 'islam'?
A
Godsdienst
B
Leer
C
Gebed
D
Onderwerping

Slide 14 - Quizvraag

De belangrijkste bron van de Islam.
A
Koran
B
Google
C
Tafsir

Slide 15 - Quizvraag

Paragraaf 3.6 Trouw aan de heer 
Tekstboek bladzijdes 66 t/m 68 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag van de paragraaf 
Hoe bestuurden de Frankische koningen hun rijk?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 19 - Tekstslide

Karolingen
  • Pepijn kwam uit een machtige familie: Karolingen.
  • Pepijn vroeg toestemming aan de paus om koning Childerik af te zetten en zelf koning te worden.

Slide 20 - Tekstslide

Waarom vroeg Pepijn toestemming aan de paus om koning te worden?
timer
0:20
A
De meeste mensen in het Frankische rijk waren christen.
B
Geestelijken hielpen bij het bestuur.
C
Antwoord A & B zijn allebei goed.

Slide 21 - Quizvraag

Karel de Grote
  • 771 werd hij koning van het Frankische Rijk.
  • Belangrijkste koning van de Franken.
  • Veroverde een groot rijk.
  • Beschermde de kerk en geestelijken.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Karel de Grote
  • Hielp de paus toen hij werd aangevallen.
  • Werd in 800 door de paus tot keizer gekroond.
  • Eerste keizer sinds het Romeinse Rijk 

Slide 24 - Tekstslide

Leenstelsel
  • Om gebieden te veroveren hadden Frankische koningen duizenden goed getrainde soldaten nodig.
  • Er was echter geen geld om de soldaten te betalen.
  • Dit losten ze op door de aanvoerders van de soldaten als beloning een stuk grond in leen te geven.
  • De opbrengst van de grond mochten ze houden.

Slide 25 - Tekstslide

Bestuur
  • Leenstelsel
  • Koning krijgt: trouw (eed) + soldaten
  • Leenmannen werden de adel (meervoud: edelen)
  • Bv. ridders, graven, hertog

Slide 26 - Tekstslide

Leenstelsel
  • Van de opbrengst konden ze leven en eigen wapenuitrusting en die van hun soldaten betalen.
  • Bij de grond hoorden ook horige boeren.

Slide 27 - Tekstslide

Leenstelsel
De legeraanvoerders moesten trouw beloven aan de koning:
  1. Ze moesten meevechten.
  2. Koning raad geven.
  3. Geleende grond besturen.

Slide 28 - Tekstslide

Eed van trouw
  • Gehoorzaamheid was heel belangrijk voor de koning. 
  • Voordat je leenman werd, moest je een eed afleggen. 

Slide 29 - Tekstslide

Eed van trouw
  • De legeraanvoerder knielde voor de koning en beloofde hem trouw.
  • Daarna omhelsden en kusten de mannen elkaar.

Slide 30 - Tekstslide

Leenstelsel
  • De legeraanvoerders waren nu leenmannen geworden.
  • De koning die de grond uitleende, was de leenheer.
  • Leenmannen met veel grond leenden een deel van hun grond weer uit aan andere mensen: achterleenmannen.
  • Heel dit systeem noemen we het leenstelsel.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Adel
  • Alle leenmannen samen werd de groep van adel.
  • Zij hadden titels als graaf, hertog of baron.
  • Een aparte groep edelen waren de ridders.
  • Zij vochten als ruiters van een koning of hoge edelman.

Slide 33 - Tekstslide

Uiteenvallen Frankische Rijk
  • Na de dood van Karel de Grote viel het Frankische Rijk uit elkaar.

Slide 34 - Tekstslide

Oorzaken uiteenvallen Frankische Rijk
  • Invallen van Vikingen in het westen.
  • Invallen Hongaren in het oosten.
  • Opvolgers Karel de Grote waren geen goede bestuurders.

Slide 35 - Tekstslide

Oorzaken uiteenvallen Frankische Rijk
  • (achter)leenmannen gehoorzaamden slechter aan hun heer: 
  • De geleende grond gingen ze als eigen grond zien: na de dood van een leenman werd de grond niet teruggegeven, maar doorgegeven aan de zonen van de leenman.
  • Leenmannen voerden onderling oorlog met elkaar om meer grond te krijgen.
  • Sommige leenmannen beloofde twee leenheren trouw.

Slide 36 - Tekstslide

Vraag van de paragraaf 
Hoe bestuurden de Frankische koningen hun rijk?

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk 
Lezen paragraaf 3.6 Trouw aan de heer 
tekstboek bladzijdes 66 t/m 68

Maken van paragraaf 3.6 in je digitale Memo-werkboek vraag 3 t/m 10 

Slide 38 - Tekstslide