Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Welkom
Pak je boek en ga rustig 10 minuten lezen.

timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak je boek en ga rustig 10 minuten lezen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en   figuurlijk taalgebruik.
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Tegen de lamp lopen
Wat laat het plaatje zien?

Kan het ook wat anders betekenen?

Slide 4 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Bij figuurlijk taalgebruik wordt er iets anders bedoeld dan dat er staat.


'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 5 - Tekstslide

Omschrijf in eigen woorden wat de volgende zinnen betekenen:

  1. Zij woont in het hart van de stad.
  2. Het is een beer van een vent.
  3. Door hem ben ik de sigaar.
  4. Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.
  5. We ergeren ons groen en geel.

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Figuurlijk taalgebruik
  • Figuurlijk taalgebruik wordt ook wel beeldspraak genoemd. 
  • Spreekwoorden en gezegden zijn altijd figuurlijk.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting
  • Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
  • Hoe heb je gewerkt?
  • Schuif je stoel aan als je gaat.
  • Fijne dag!

Slide 16 - Tekstslide