Stijlfiguren

Stijlfiguren
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Ironie

Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.


Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.



Slide 2 - Tekstslide

Ironie

 

Zo zou een leraar kunnen zeggen tegen een leerling die een slecht cijfer haalt:

"Je hebt je zaken wel goed voorbereid, moet ik zeggen!"


Of tot een te laat komende leerling:

"Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?"




Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden sarcasme

Een ouder tegen een kind met een slecht rapport:

“Je bent weer eens de beste leerling van de klas!”

De beul tegen de terdoodveroordeelde:

“Breek je nek niet op het trapje!”

Een leerkracht tegen een luie leerling:

“Dan word je toch lekker vakkenvuller!”



Slide 5 - Tekstslide

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Er is geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme. Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om de bedoeling van de spreker!

Slide 6 - Tekstslide

Understatement

Slide 7 - Tekstslide

Hyperbool (overdrijving)

  •  bij een hyperbool-> de werkelijkheid wordt overdreven
  •  hyperbool heeft humoristisch effect
  •  hyperbolen zijn vaak uitdrukkingen

Slide 8 - Tekstslide

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 9 - Quizvraag


In de vakantie is in ons huis ongewenst bezoek geweest.
Overdrijving of understatement?
A
overdrijving
B
understatement

Slide 10 - Quizvraag

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 11 - Quizvraag

We sluiten een compromis. Jij doet alles wat ik zeg en ik zeg alles wat jij moet doen.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 12 - Quizvraag

Ik moet rennen want ik sta op knappen
A
ironie
B
overdrijving

Slide 13 - Quizvraag

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 14 - Quizvraag

Je klets met de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 15 - Quizvraag

"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc." Zegt de docent met een glimlach.
A
Sarcasme
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Understatement

Slide 16 - Quizvraag

Filmpje!


Er volgt nu een filmpje.

Noteer op een blaadje de ironische en sarcastische opmerkingen die je hoort.

Slide 17 - Tekstslide