Overal NaSk 5.3 Branden en blussen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Branden en blussen

Welkom!

Start je Ipad op en doe mee in de LessonUp.

Doelen 

• Je leert wat er nodig is voor brand.
• Je leert hoe je een brand kunt blussen.

Volledige reactie

Onvolledige verbranding

Kleur vlam: Blauw

Kleur vlam: Geel

Beginstoffen: Brandstof en zuurstof

Beginstoffen: Brandstof en te weinig zuurstof

Eindstoffen: koolstofdioxide en water

Eindstoffen: koolstofmonoxide en water

Branddriehoek

1.    Er moet een brandstof aanwezig zijn.

2.   De temperatuur van de brandstof moet hoger 

       zijn dan de ontbrandingstemperatuur.

3.   Er moet voldoende zuurstof aanwezig zijn. 

Brand moet voldoen aan deze drie 

voorwaarden.

Noem zo veel mogelijk manieren om een brand te blussen.

Brand blussen

Welk onderdeel uit de branddriehoek probeerde je met behulp van water weg te halen.

1. Warmte
2. Brandstof
3. Zuurstof

Welk onderdeel uit de branddriehoek probeerde je met behulp van schuim weg te halen?

1. Warmte
2. Brandstof
3. Zuurstof

Wat is nodig voor een verbranding?

1. Brandstof, water, vuur
2. Warmte, brandstof, zuurstof
3. Zuurstof, Stikstof en waterstof
4. Warmte, lucht en zuurstof

Wat is onvolledige verbranding?
Een verbranding met ........
zuurstof

1. Te veel
2. Te weinig
3. Geen
4. Geen idee

Welke stof is gevaarlijk bij een ONVOLLEDIGE verbranding?

1. aardgas
2. zuurstof
3. koolstofmono-oxide
4. waterdamp

Voor een goede verbranding heb je altijd ...... nodig?

1. Ontbrandings- temperatuur, Zuurstof, Brandstof
2. Zuurstof en ontbrandings-temperatuur
3. Brandbare stof, Ontbrandings-temperatuur Koolstofdioxide
4. Zuurstof, Stikstof Koolstofdioxide

Een mobiel maakt gebruik van .... energie.

1. chemische
2. zonne-
3. elektrische

Hoe heet de opgeslagen energie in een brandstof?

1. Chemische energie
2. Verbrandingsenergie
3. Brandstof energie
4. Elektrische energie

Bij een onvolledige reactie ontstaat koolstofmonoxide en waterdamp en roet.

1. Waar
2. Niet waar

Weektaak:

Waar? blz. 24 t/m 30

Wat? Opdracht 30 t/m 44, behalve doe-opdrachten

Hoe? In je werkboek

Klaar? Nakijken