het bijwoord/ l'adverbe

L' adverbe



Het Bijwoord







1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

L' adverbe



Het Bijwoord







Slide 1 - Tekstslide

Het bijwoord - l'adverbe
  1. Bekijk het filmpje en maak aantekeningen (15 minuten, individueel)

Slide 2 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

Tu as bien travaillé.

C’est une très belle maison

Tu as travaillé très bien

Heureusement, il a eu du succès.


NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! 
Er is dus geen verschil tussen ev/mv mnl/vrwl


Slide 3 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een bijv. nw eindigend op een klinker:  -ment erachter


  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 4 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een bijv. nw eindigend op een medeklinker:  

Zet het bijv. nw in het vrouwelijk en dan -ment erachter


  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 5 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een bijv. nw eindigend op –ent of –ant :


--> ent  krijgt emment            évident --> évidemment

   

--> ant krijgt  amment            constant --> constamment


Pas op de uitzondering: Lent --> Lentement


Slide 6 - Tekstslide

Bijzondere gevallen

bon                         -->          bien

meilleur                -->          mieux

mauvais               -->          mal

long                       -->          longtemps

rapide                   -->          vite/rapidement

gentil                    -->          gentiment

Slide 7 - Tekstslide

Je gebruikt een bijwoord als het iets zegt over een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
C'est un _______ livre.
A
mauvaise
B
mal
C
mauvais
D
mals

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 11 - Quizvraag

En nu zelf oefenen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Au travail!

Slide 14 - Tekstslide