3kgt H9.2 Som- en verschilgrafiek

Wat betekent het woord "som"?
A
plus
B
min
C
vermenigvuldigen
D
berekenen
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat betekent het woord "som"?
A
plus
B
min
C
vermenigvuldigen
D
berekenen

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Som en verschil formules

Als dezelfde variabelen in twee formules zitten, kan je ze bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken.

Deze formules gaan vaak over kosten, oppervlakte, huurprijs of het aantal keren dat iets voorkomt.
letters of woorden

Slide 4 - Tekstslide

Som en verschil formules 
Je huurt twee huisjes op een vakantiepark, maak de somformule en de verschil formule
Som (hoeveel is het samen + ):

Huurprijs in € = 80 + 250w
Huurprijs in € = 20 + 270w
Totaal            € = 100 + 520w
Verschil (wat is het verschil - ):

Huurprijs in € = 80 + 250w
Huurprijs in € = 20 + 270w -
Verschil        € =  60 - 20w

Slide 5 - Tekstslide

Somformule en verschilformule
Som betekent +
Verschil betekent -

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Elektrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a
Gewone fiets:    huurprijs is euro = 15 + 7,50a
a : aantal dagen


Als Peter beide fietsen huurt, moeten we dan de somformule of verschilformule gebruiken?
 

Slide 7 - Tekstslide

Somformule
                     Huurpijs in euro = 25 + 12,50 a
                             Huurprijs in euro = 15 + 7,50 a        +
                               _____________________________________
Somformule:   Huurprijs in euro = 40 + 20,00 a      

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk het plaatje hiernaast
Als je de grafiek van de mannen en vrouwen bij elkaar optelt, dan krijg je de groene grafiek
Dit heet de somgrafiek.

voorbeeld in 2009 waren er 
200 vrouwen en 150 mannen, dus totaal in 2009 zijn er 350 inwoners.

Slide 9 - Tekstslide

som- en verschilformule
Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. 

Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3
                        H = 2  -  6             10t - - 6t = 10t + 6t = 16t
                        H = 3 + 16t  

(min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus het getal is -6.) 

Slide 10 - Tekstslide

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 5 + 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 1 + 4t
B
aantal = 1 + 8t
C
aantal = 9 + 4t
D
aantal = 9 +8t

Slide 11 - Quizvraag

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 4 - 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 4 + 4t
B
aantal = 8 + 8t
C
aantal = 8 + 4t
D
aantal = 8 -4t

Slide 12 - Quizvraag

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 13 - Quizvraag


Welke grafiek is
de somgrafiek?
A
de groene
B
de zwarte
C
de paarse
D
geen idee

Slide 14 - Quizvraag

Meneer de Bruyn gaat met zijn familie op vakantie. Daar kunnen ze twee soorten huisjes huren. 

Type A:        huurprijs in € = 250 + 150 a
Type B:        huurprijs in € = 200 + 175 a

a: aantal dagen

Beantwoord de vraag op de 
volgende pagina.

Slide 15 - Tekstslide

Type A: huurprijs in euro = 250 + 150 a
Type B: huurprijs in euro = 200 + 175 a
Geef de somformule.

Slide 16 - Open vraag

Type A: huurprijs in euro = 250 + 150 a
Type B: huurprijs in euro = 200 + 175 a
Geef de verschilformule.
A
huurprijs in € = 50 - 25a
B
huurprijs in € = -50 + 25a
C
huurprijs in € = 50 + 25a
D
huurprijs in € = -50 - 25a

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de somformule op van:
prijs in euro = 10 + 5a
prijs in euro = 7,50a

Slide 18 - Open vraag