Sub-les 3 grammatica

Sub-les 3 grammatica
Persoonsvorm
Onderwerp
Voltooid deelwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Sub-les 3 grammatica
Persoonsvorm
Onderwerp
Voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Doel van de les
  • Terugblik (voorkennis over dit onderwerp?)
  • Instructie
  • Inoefenen met lessonup
  • Aan de slag met Starttaal

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Persoonsvorm
In iedere zin staat een persoonsvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

2 manieren om de PV te vinden:
  • Maak de zin vragend (het werkwoord dat vooraan staat in de zin, is de PV)
  • Zet de zin in een andere tijd (de persoonsvorm komt dan in een andere tijd te staan)

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Roos rent hard naar de bushalte.
Vragend:
Rent Roos hard naar de bushalte?
Rent is het werkwoord dat vooraan staat en dus de PV.

Roos rent hard naar de bushalte.
Andere tijd:
Roos rende hard naar de bushalte.
Rent is veranderd in rende en is dus de PV.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de PV in de volgende zin?
Wij hebben gisteren niet gespeeld.
A
Wij
B
gisteren
C
gespeeld
D
hebben

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin?
Heb jij de volleybal over de schutting geslagen?
A
Heb
B
volleybal
C
geslagen
D
jij

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin?
Hij sloeg hem knock-out in de eerste ronde.
A
Hij
B
ronde
C
hem
D
sloeg

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 9 - Open vraag

Onderwerp
Het onderwerp doet of is iets.
Het onderwerp is altijd een mens/dier/ding.

Je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen:
Wie/Wat + persoonsvorm (gezegde)?

Je kunt het onderwerp ook vinden door de persoonsvorm van getal te veranderen (in enkelvoud of meervoud te zetten). Het onderwerp is het zinsdeel dat dan ook van getal moet veranderen.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Peter heeft de wedstrijd gewonnen.
Vraag:
Wie of wat heeft gewonnen?
Antwoord:
Peter. Peter is dus het onderwerp.

Het kind eet een appel.
Verander het getal van de persoonsvorm:
Het kind eten een appel.
De kinderen eten een appel.
Het kind moest van getal veranderen, dus Het kind is het onderwerp

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?
Wij hebben gisteren niet gespeeld.
A
hebben
B
gisteren
C
Wij
D
gespeeld

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Heb jij de volleybal over de schutting geslagen?
A
jij
B
Heb
C
schutting
D
volleybal

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Hij sloeg hem knock-out in de eerste ronde.
A
ronde
B
sloeg
C
hem
D
Hij

Slide 14 - Quizvraag

Wat weet je over het voltooid deelwoord?

Slide 15 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Het is een werkwoordsvorm.

Een vervoegd werkwoord.

Het geeft aan dat iets gebeurd is.

Begint vaak met een voorvoegsel (ge-, be-, ver-, her-, er-, ont-)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
Jij hebt hard gelopen.
Ik ben ontslagen.
We hebben verloren.
Ik had hem liever niet herkend.
Heb je het nu begrepen?

Slide 17 - Tekstslide

TaXiKoFSCHiP
Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord eindigt op -d of -t. 

Wanneer schrijf je een -d of een -t?
Hele werkwoord min -en. Wat is nu de laatste letter? Zit deze letter in TaXiKoFSCHiP? Dan een -t als laatste letter van het voltooid deelwoord. Zit deze letter NIET in  TaXiKoFSCHiP? Dan een -d als laatste letter van het voltooid deelwoord.
Let op: de a, i, o (klinkers) tellen niet mee in de regel van TaXiKoFSCHiP!

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Astrid heeft hard gewerkt.
Werken min -en = werk. Laatste letter is de k. Zit wel in TaXiKoFSCHiP, dus een -t aan het einde van het voltooid deelwoord.

Ik had hem niet herkend.
Herkennen min -en = herken. Laatste letter is de n. Zit niet in TaXiKoFSCHiP, dus een -d aan het einde van het voltooid deelwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
Wij hebben gisteren niet gespeeld.
A
hebben
B
gisteren
C
gespeeld
D
Wij

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
Zij heeft de snelste tijd ooit gezwommen.
A
Zij
B
gezwommen
C
heeft
D
ooit

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
Zij heeft de herinnering niet ontvangen.
A
herinnering
B
heeft
C
ontvangen
D
niet

Slide 22 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord in deze zin is goed geschreven:
Hij heeft teveel broodjes gehad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord in deze zin is goed geschreven:
Hij heeft dat zeker wel verdient.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord in deze zin is goed geschreven:
Hij heeft zich erg uitgeslooft in de keuken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de laatste letter bij dit voltooid deelwoord?
Hij heeft dit erg gewaardeer....
A
d
B
t

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de laatste letter bij dit voltooid deelwoord?
Zij hebben de ramen gezeem......
A
d
B
t

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de laatste letter bij dit voltooid deelwoord?
Ik heb enorm veel beleef....
A
d
B
t

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag
2F of 3F -> Taalverzorging -> Grammatica -> Persoonsvorm/onderwerp/voltooid deelwoord -> Opdr. 1 t/m 3

Slide 29 - Tekstslide