6.3 - Bevruchting

6.3 bevruchting bij planten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.3 bevruchting bij planten

Slide 1 - Tekstslide

wat weet jij nog van de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet onderdeel B
A
helmdraad
B
helmknop
C
meeldraad
D
meelknop

Slide 3 - Quizvraag

Waar zit de stempel?
A
1
B
2
C
3

Slide 4 - Quizvraag

Waar zit de stijl?
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quizvraag

Waar zit het vruchtbeginsel?
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quizvraag

Op welke manier/manieren lokken planten insecten?
A
met honing
B
met nectar
C
met honing en nectar
D
met nectar en felle bloemkleuren

Slide 7 - Quizvraag

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 8 - Quizvraag

Is dit een insectenbloem?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag



Leerdoelen basisstof 3
_______________________________________________________________________________


  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  • Je kunt de verandering in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

je ziet hier maar 1 zaadbeginsel, deze zit in het vruchtbeginsel van de plant. de meeste hebben er hier heel veel van per vruchtbeginsel

Slide 12 - Tekstslide

Na de bestuiving moet de kern van een stuifmeelkorrel
bij de kern van de eicel in het zaadbeginsel komen. 

de stuifmeelbuis: buis die groeit als een stuifmeelkorrel
op de stempel van een plant van de zelfde soort komt

Slide 13 - Tekstslide

Bevruchting:
Het samensmelten van kern van de mannelijke cel (stuifmeelkorrel) met de vrouwelijke eicel.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

je ziet hier maar 1 zaadbeginsel, deze zit in het vruchtbeginsel van de plant. de meeste hebben er hier heel veel van per vruchtbeginsel

Slide 16 - Tekstslide

Bevruchting:
samensmelten van kern van de mannelijke cel (stuifmeelkorrel) met de vrouwelijke eicel.

Slide 17 - Tekstslide


- maak opdracht 1-6 van b 6.3 
- dit doe je zelfstandig in stilte
- na 10 minuten mag je je vinger opsteken

- je hebt 20 minuten de tijd
- naderhand bespreken we vragen 1-3


wat?
hoe?
hulp?

tijd?
uitkomst?




Slide 18 - Tekstslide