IMPERATIVES

IMPERATIVE
GEBIEDENDE WIJS
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

IMPERATIVE
GEBIEDENDE WIJS

Slide 1 - Tekstslide

Imperative
- Wat is de imperative?
- Hoe werkt de imperative in het Engels?



Slide 2 - Tekstslide

When do we use imperatives?
Met de gebiedende wijs kan je aangeven wat iemand wel of niet moet doen.
  • Bevel                               Come here!
  • Waarschuwing             Watch out!
  • Advies                               Drink plenty of water.
  • Verzoek                             Don't smoke here.
  • Instructie                          Go to page 20 in your book.

Slide 3 - Tekstslide

Imperatives 
"Wel doen! Niet doen!

Kijk uit!
Watch out!
Drink veel water.
Drink plenty of water.
Open je boek op pagina 28.
Open your book on page 28.
Wacht even!
Wait!
Doe de deur dicht.
Close the door.
Wel doen!
What does it look like?/ the rule?
Niet te hard praten.
Don't talk too loud.
Verslaap je niet.
Don't oversleep.
Niet doen!
Don't do that!
Hier niet eten.
Don't eat here.
Verpest het niet.
Don't mess it up.
Niet doen!
What does it look like?/the rule?

Slide 4 - Tekstslide

Rule
Hele werkwoord (zonder 'to') + de rest van de zin = imperative


Wel doen:
Eat your breakfast!
Werkwoord vooraan in de zin + de rest van de zin
Niet doen:
Don't play loud music.
Don't + hele werkwoord + rest van de zin



Slide 5 - Tekstslide

Imperatives
Do!                                                          Don't!                        

Slide 6 - Tekstslide

Imperative

Slide 7 - Tekstslide

Imperative:
Steek niet over!
A
Don't cross the road.
B
You cross not the road.

Slide 8 - Quizvraag

Imperative:
Wees op tijd!


A
You must be on time!
B
You have to be on time!
C
Be on time!

Slide 9 - Quizvraag

Imperative:
Sla rechtsaf!


A
You must turn right!
B
You have to turn right!
C
Turn right!

Slide 10 - Quizvraag

Imperative:
Niet op het gras lopen!

A
Don't walk on the grass!
B
Walk on the grass!
C
No walking on the grass!
D
To walk on the grass

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je de imperative?
A
Hele werkwoord + s
B
Hele werkwoord + ing
C
Hele werkwoord zonder to
D
Oeps, ik weet het niet meer!

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de imperative?
A
Een zin dat emotie uitdrukt.
B
Een zin dat een situatie beschrijft.
C
Een zin dat een vraag stelt.
D
Een zin waarin een bevel of advies zit.

Slide 13 - Quizvraag

Imperative:
Blijf fit!

A
Stay fit!
B
Staying fit!

Slide 14 - Quizvraag

Imperative:
Kom binnen!

A
Don't come in!
B
Come in!
C
Coming in!
D
To come in!

Slide 15 - Quizvraag

Imperative:
Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!

Slide 16 - Quizvraag

Write an imperative.
_______ late for school! (not / to be)

Slide 17 - Open vraag

Translate this sentence into English:
Ga weg!

Slide 18 - Open vraag

___ your homework (to do)
A
Do
B
To do
C
Doing
D
Does

Slide 19 - Quizvraag

Write an imperative.
It's cold outside. _____ the window, please. (to close)

Slide 20 - Open vraag

___ upstairs (to go)
A
Go
B
To go
C
Going
D
Goes

Slide 21 - Quizvraag

Rewrite this sentence using the imperative:
You can clean up the mess.

Slide 22 - Open vraag

Rewrite the sentences using the imperative.
You should really help him.

Slide 23 - Open vraag

Rewrite the sentences using the imperative.
You must not cross here.

Slide 24 - Open vraag

Rewrite this sentence using the Imperative:
You should walk the dog every 5 hrs.

Slide 25 - Open vraag

Imperatives (gebiedende wijs)
                            
positive imperative =  
hele werkwoord + rest van de zin           
Eat your breakfast!              

negative imperative
Don't + hele werkwoord + rest van de zin
Don't eat your breakfast!

Slide 26 - Tekstslide

Imperative
wel doen! (+)
Niet doen (-)
Read a book
Don't/ do not run
Listen to the teacher
Don't/ do not mess it up

Slide 27 - Tekstslide