Week 46, woordenschat

10 minuten lezen
timer
7:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  1. Hoe zat het ook alweer met..
  2. Huiswerk behandelen
  3. Samenstellingen en afleidingen
  4. Zelf aan de slag!
  5. Nieuw huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen

Hoe deed je dat ook alweer?
  • Bepaal eerst de persoonsvorm in de zin en zet er haakjes omheen.
  • Alles wat voor de persoonsvorm staat is al een zinsdeel.
  • Nu probeer je de zin te veranderen en andere delen van de zin voor de pv te plaatsen om te bepalen wat de zinsdelen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen 
  • Zoek de persoonsvorm en zet er streepjes naast                 De leerling / zoekt / vandaag de zinsdelen
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat is al een zinsdeel     De leerling / zoekt / vandaag de zinsdelen
  • Probeer de rest voor de persoonsvorm te plaatsen door de zin te veranderen                                                                     Vandaag / zoekt / de leerling / de zinsdelen                                De zinsdelen / zoekt / de leerling / vandaag

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
  • 1 weekend, oorlogsfilm, tv
  • 2 Linda, armbandjes
  • 3 Wouter, schaatsen, winter
  • 4 Gorinchem, Gorcumse zoute bollen, blik
  • 5 directie, aandacht, schoolregels
  • 6 zomer, plezier, motorbootje

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2.1
  • bloemist
  • verdriet
  • schoonmaakemmer
  • ideaal (kan ook bijvoeglijk gebruikt worden) – fiets
  • Daniël
  • terras
  • voetballen (kan ook een werkwoord zijn) interesse
  • Venlo
  • zondag
  • Merwede
  • bij (kan ook voorzetsel zijn)
  • verf (kan ook werkwoord zijn)
  • goud (kan ook bijvoeglijk gebruikt worden)
  • bloemist
  • verdriet
  • schoonmaakemmer
  • ideaal (kan ook bijvoeglijk gebruikt worden)
  • fiets 
  • terras
  • voetballen (kan ook een werkwoord zijn) interesse 
  • zondag 
  • bij (kan ook voorzetsel zijn)
  • verf (kan ook werkwoord zijn)
  • goud (kan ook bijvoeglijk gebruikt worden)
Opdracht 2.1

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4
  • 1 Een (x) van jullie heeft het (blw) laatste stuk taart opgegeten.
  • 2 Tijdens een (x) van zijn reizen kocht Marc een (olw) prachtig, handgemaakt souvenir.
  • 3 Ik wist niet dat het (x) zou gaan stormen vannacht.
  • 4 Het (x) is een (olw) goed plan om alvast vooruit te werken.
  • 5 Helaas was het (x) afgelopen zaterdag erg regenachtig.
  • 6 Het (blw) mooiste verhaal zal mevrouw Landa nog een (olw) keer vertellen.

Slide 7 - Tekstslide

2 nieuwe strategieën







  • Samenstellingen zijn twee of meer woorden die zijn samengevoegd.
  • Afleidingen zijn woorden met een voorvoegsel of achtervoegsel.

Slide 8 - Tekstslide

Omschrijving of definitie
Bekijk de afbeelding.
Het kan zijn dat de afbeelding bij de tekst ook extra informatie geeft.


Zoek in de tekst naar de betekenis van het woord.
In de tekst

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekenen de onderstreepte woorden?
Het kopen van kleding en schoenen is een dure en voor velen een geliefde bezigheid, vooral als je een trendvolger bent.

Wie zo geduldig is om wat langer te wachten, koopt zijn of haar kleding en schoenen in de uitverkoop.
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekenen de onderstreepte woorden?
De uitverkoop is een benaming voor een periode waarbinnen producten met korting worden verkocht. 

De prijzen liggen dan tussen de 10 en 70% lager dan tijdens de reguliere verkoopperiodes.
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Nieuw Nederlands
Bladzijde 54 t/m 57



  • Maak: Opdracht 1.2, 2.2 en 4

Slide 12 - Tekstslide