Betoog les 1: stelling, argument en signaalwoorden

Nederlands Jaar 2 - P4 - 2022-2023

Schrijven: betoog

Les 1: Stelling, argument
en signaalwoorden
Pak je leesboek er vast bij!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Jaar 2 - P4 - 2022-2023

Schrijven: betoog

Les 1: Stelling, argument
en signaalwoorden
Pak je leesboek er vast bij!

Slide 1 - Tekstslide

Eerst 10 minuten lezen.
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven - Betoog
Tekstdoel:   overtuigen
Tekstsoort: betogende tekst
Tekstvorm: betoog

Tijdens de toets schrijf je een betoog dat bestaat uit 6 alinea’s:
inleiding (1), kern (4), slot (1)
Iedere alinea bestaat minimaal uit 5 zinnen
Onderwerp van het betoog? Wordt bekend tijdens de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen lessenserie

1. Je kunt vóór het schrijven een bouwplan maken.

2. Je kunt een overtuigende tekst schrijven op basis van een bouwplan.

Natuurlijk gaan we nog veel meer leren. Hierover later meer.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen deze les

Aan het einde van deze les…

… weet je wat een stelling is én wat argumenten en signaalwoorden zijn.



Slide 5 - Tekstslide

Warming-up
  • Er verschijnt steeds 1 stelling op het scherm.
  • Ben je het met de stelling eens? Ga dan staan.
  • Ben je het met de stelling oneens? Dan doe je niks.
  • De docent vraagt bij iedere stelling een aantal leerlingen om uit te leggen waarom zij het eens of oneens zijn met de stelling.
  • Denk dus steeds goed en serieus na waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 6 - Tekstslide

Spelregels

Luister goed naar elkaar en reageer alleen als dat gevraagd wordt.

Steek je hand op als je wilt reageren.

Slide 7 - Tekstslide

Stelling 1  

Er moeten voortaan energiedrankjes worden verkocht in de kantine van
't Hooghe Landt. 
 

Eens? Ga staan.
Oneens? Blijf zitten.

Slide 8 - Tekstslide

Stelling 2

Het luisteren van muziek moet niet langer worden toegestaan tijdens de lessen op 't Hooghe Landt.

Eens? Ga staan.
Oneens? Blijf zitten.

Slide 9 - Tekstslide

Stelling 3

Alle telefoons moeten voortaan in het kluisje worden gelegd bij de start van de schooldag.

Eens? Ga staan.
Oneens? Blijf zitten.

Slide 10 - Tekstslide

Stelling 4

Het dragen van een uniform moet voortaan verplicht worden op
't Hooghe Landt.


Eens? Ga staan.
Oneens? Blijf zitten.

Slide 11 - Tekstslide

Stelling 5

Er moet voortaan gegeten en gedronken mogen worden tijdens alle lessen op 't Hooghe Landt.

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 12 - Tekstslide

Stelling, mening en argumenten
Stelling Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.
't Hooghe Landt is een fijne school.

Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.
Ik vind 't Hooghe Landt een fijne school.

Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.
Op 't Hooghe Landt luisteren de docenten goed naar de leerlingen.  


Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden
Signaalwoorden
Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.

Ik vind 't Hooghe Landt een fijne school, omdat de docenten  goed naar de leerlingen luisteren.  

Ik vind 't Hooghe Landt een fijne school, want de docenten luisteren goed naar de leerlingen.  

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht: Benoem in iedere zin (op de volgende slides) de stelling, het argument en het signaalwoord. 

Voorbeeld Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school, want programmeren is de toekomst.

Stelling: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school. Argument: Programmeren is de toekomst. Signaalwoord: want

Slide 15 - Tekstslide

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

1. Oude mensen zouden elk jaar opnieuw rijexamen moeten doen. Mijn opa is bijvoorbeeld een gevaar op de weg.

Slide 16 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

2. Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan, want housemuziek is slecht voor je gehoor.

Slide 17 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwood.

3. Volgens mij moet je die webcam niet kopen. In een test van de consumentenbond werd hij heel slecht beoordeeld.

Slide 18 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

4. Ik ben in de pauze van de film weggegaan. Ik vond er helemaal niets aan.

Slide 19 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

5. Door de drukte kunnen we bijna niet oversteken. In het centrum zouden auto’s verboden moeten worden.

Slide 20 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

6. Windenergie is niet meer nodig, omdat er andere alternatieven zijn.

Slide 21 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.
7. Reclamespotjes voor leningen moeten verboden worden, want jongeren lenen veel te gemakkelijk geld voor luxeartikelen.

Slide 22 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

8. Dierentuinen moeten verboden worden, want het is zielig voor de dieren.

Slide 23 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

9. Cosmetische chirurgie moet verboden worden, omdat het duur is en de patiënt onnodig risico loopt.

Slide 24 - Open vraag

Benoem de stelling, het argument en het signaalwoord.

10. Huiswerk moet in de les gemaakt worden, want thuis hebben scholieren andere bezigheden.

Slide 25 - Open vraag

Tot slot

Een aantal vragen om te checken of je de leerdoelen hebt behaald.

Beantwoord de vragen op de volgende slides. 
Hiermee rond je deze les af. 

Slide 26 - Tekstslide

Tot slot

1. Ik weet wat een stelling is.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Tot slot:

2. Ik weet wat argumenten zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Tot slot:

3. Ik weet wat signaalwoorden zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag