M4 Irregular verbs

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Vangen
A
To catch-caught-caught
B
To catch-catched-caught
C
To catch-caught-catched
D
To catch-catched-caught
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Vangen
A
To catch-caught-caught
B
To catch-catched-caught
C
To catch-caught-catched
D
To catch-catched-caught

Slide 1 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Kiezen
A
To chose-choose-chose
B
To chose-chose-chosen
C
To choose-choose-chose
D
To choose-chose-chosen

Slide 2 - Quizvraag

Irregular verbs
To do - did - ............

Slide 3 - Open vraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Gaan
A
To go-goed-gone
B
To go-went-went
C
To go-went-gone
D
To go-goed-went

Slide 4 - Quizvraag

Irregular Verbs,
Complete the following row:
wedden

Slide 5 - Open vraag

Irregular verbs:
hele ww van kopen

Slide 6 - Open vraag

Irregular Verbs,
Complete the following row:
To blow

Slide 7 - Open vraag

Irregular verbs:
verleden tijd van breken

Slide 8 - Open vraag

Irregular verbs:
voltooid deelwoord van vangen

Slide 9 - Open vraag

Irregular verbs:
hele ww van tekenen

Slide 10 - Open vraag

Irregular verbs:
verleden tijd van beginnen

Slide 11 - Open vraag

Irregular verbs:
voltooid deelwoord van knippen

Slide 12 - Open vraag

Irregular verbs

to …….. - held - held
A
held
B
hold
C
hide
D
hided

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verbs

to begin - ……. - begun
A
begin
B
began
C
begun
D
begane

Slide 14 - Quizvraag

Irregular verbs:
eat - ... - eaten
A
ate
B
eated
C
eaten
D
ated

Slide 15 - Quizvraag

irregular verbs:
fall - fell -

A
felt
B
fallen
C
falled
D
failed

Slide 16 - Quizvraag

Irregular verbs

To ring - ….. - …...
A
rang - rung
B
ringed - rang
C
rong - rond
D
rung - rang

Slide 17 - Quizvraag

Irregular verbs

To lose - ….. - …...
A
loose- losed
B
lost - lost
C
loes - lose
D
lost - lossed

Slide 18 - Quizvraag

Irregular verbs

to go - ……. - …...
A
goed - went
B
went - gone
C
goes - goes
D
go- goes

Slide 19 - Quizvraag

Irregular verbs:
vergeten: ...... - ...... - ........

Slide 20 - Open vraag

Irregular verbs:
Zien = ............ - ....... - ........

Slide 21 - Open vraag

Irregular verbs:
voelen = ..... - ..... - .....

Slide 22 - Open vraag

Irregular Verbs:
breken = .... - .... - ....

Slide 23 - Open vraag

Irregular Verbs:
blazen = .... - .... - ....

Slide 24 - Open vraag

Irregular Verbs:
wedden = .... - .... - ....

Slide 25 - Open vraag