Aantekeningen

Aantekeningen
Paragraaf 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aantekeningen
Paragraaf 1

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer wordt asociaal gedrag strafbaar?

Slide 2 - Tekstslide


Wat is criminaliteit?


Alles wat door de wet strafbaar is gesteld

Slide 3 - Tekstslide


Wetten of rechtsregels zijn geschreven regels

Slide 4 - Tekstslide


Fatsoensnormen zijn ongeschreven regels

Slide 5 - Tekstslide

Rechtsregels zjn tijdgebonden
  • Spugen was vroeger een misdrijf

  • Sinds 1970 is overspel niet meer strafbaar

  • Tegenwoordig is hacken van computers strafbaar

  • Vroeger stonden er gevangenisstraffen op homoseksualiteit

Slide 6 - Tekstslide

Rechtsregels zijn plaatsgebonden
  • In Nederland is abortus en euthanasie toegestaan

  • In Nederland mogen homo’s met elkaar trouwen

  • (Vuur)wapens zijn in Nederland verboden

  • Nederland kent geen doodstraf

Slide 7 - Tekstslide


Criminaliteit is een maatschappelijk probleem

Slide 8 - Tekstslide

Waarom?



  • Veel mensen hebben er last van. Criminaliteit kan materiële gevolgen hebben: schade is in geld te berekenen. Het kan ook immateriële gevolgen hebben. Dan is het niet in geld te berekenen.


  • Veel meningen en belangen


  • Politiek probleem

Slide 9 - Tekstslide

Rechtsstaat
Burgers moeten zich aan de wet houden en krijgen straf als ze dat niet doen.

De overheid moet zich ook aan de wet houden. 

Slide 10 - Tekstslide

Aantekeningen
Paragraaf 2: Oorzaken  criminaliteit

Slide 11 - Tekstslide

Risicofactoren:

  • slechte opvoeding
  • groepsdruk
  • alcohol en drugs
  • spijbelen en schooluitval
  • biologische factoren: agressie

Dit zijn alleen factoren die de kans verhogen. In de meeste gevallen leiden de factoren niet tot crimineel gedrag.

Slide 12 - Tekstslide

Aantekeningen
Paragraaf 3: Theorie over  criminaliteit

Slide 13 - Tekstslide

Aangeleerd-gedragtheorie als je veel omgaat met criminele jongeren is de kans groot dat je zelf ook crimineel wordt. Je gaat bepaald gedrag als gewoon ervaren. 
Edwin Sutherland

Slide 14 - Tekstslide

De persoonlijkheidstheorie; Volgens pyscholoog Sigmund Freud is criminaliteit een gevolg van psychische storingen

Risicofactor: 
Sommige mensen hebben psychische stoornis: sneller agressie en geweld

Slide 15 - Tekstslide

Bindingstheorie. De bindingen die wij aangaan met onze vrienden, familie, docent, sportvereniging zorgen ervoor dat we minder snel crimineel verdrag vertonen, omdat we bang zijn deze mensen teleur te stellen 

Slide 16 - Tekstslide

 Rationele keuze theorie
Gelegenheidstheorie er wordt een afweging gemaakt wat levert mij dit op en wat kunnen de consequenties zijn. Levert het meer op dan kan er crimineel gedrag plaatsvinden

Slide 17 - Tekstslide

Etiketteringstheorie iemand die eenmaal een misdaad heeft begaan zal dit volgende keren ook weer doen. 

Slide 18 - Tekstslide

neutraliseringstheorie
goed praten wanneer je de wet overtreed.
Dus ontkennen dat hun gedrag cimineel is

Slide 19 - Tekstslide

Aantekeningen
Paragraaf 4: Opgepakt en dan

Slide 20 - Tekstslide

Verschil dader / verdachte
Een verdachte is iemand waarvan de politie denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan
Rol politie
  • fouilleren
  • arresteren
  • huis doorzoeken, met huiszoekingsbevel
Daarna volgt een proces-verbaal: politieverslag over misdrijf van verdachte

Slide 21 - Tekstslide

Officier van Justitie
  • aanklager (namens het Openbaar Ministerie)
leidt het opsporingsonderzoek

  • beslist of de verdachte naar de rechter gaat

  • eist in een strafzaak en bepaalde straf 

  • zorgt dat de straf wordt uitgevoerd

Slide 22 - Tekstslide

Wel of niet naar de rechter?


  • Seponeren =niet vervolgen

  • Schikken of transactie =boete geven


  • Vervolgen =rechtszaak

Slide 23 - Tekstslide

Aantekeningen
Paragraaf 5: rechtzaak

Slide 24 - Tekstslide

Dagvaarding
Als de officier van justitie besluit je te vervolgen krijg je 2 weken voor de rechtszitting een dagvaarding dit is een oproep om voor de rechter te verschijnen.

Slide 25 - Tekstslide

De belangrijkste mensen
  • De verdachte die meestal geholpen wordt door een advocaat (pro deo advocaat)
  • De officier van justitie die namens de overheid wil bepalen dat de verdachte schuldig is
  • De rechter die beslist of de verdachte schuldig is en zo ja welke straf hij krijgt.
  • Een rechter moet altijd onafhankelijk en onpartijdig zijn. Een rechter wordt ook benoemd voor het leven. 

Slide 26 - Tekstslide

  1. De rechter controleert de persoonsgegevens.
  2. De officier van justitie leest de aanklacht voor.
  3. De rechter, de officier van justitie en de advocaat stellen vragen aan de verdachte.
  4. Getuigen worden opgeroepen (meineed).
  5. Officier van justitie legt uit waarom verdachte schuldig is.
  6. De advocaat geeft zijn visie (te hoge straf).
  7. De verdachte mag zelf iets zeggen.
  8. De rechter spreekt het vonnis uit
De rechtszaak zelf

Slide 27 - Tekstslide

De rechter moet op drie vragen "ja" antwoorden dan ben je schuldig.
Gaat het om een strafbaar feit?
Heeft de verdachte het gedaan?
Is de verdachte strafbaar? (Kan ook zijn dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard dan kan tbs worden opgelegd.)

Slide 28 - Tekstslide