2hv Grammatica zinsdelen - H6 havo en H5 vwo zinsdeelzinnen

zinsdeelzinnen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

zinsdeelzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kan
 onderscheid maken tussen zinsdelen en zinsdeelzinnen;
zinsdeelzinnen herkennen en benoemen.

havo: H6 p. 188-189
vwo: H5 p. 156-157

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht (blz. 188)
a. Wie meedoen met het voetbaltoernooi mogen eerder weg.
  • Deze leerlingen → ow

b. Siem vertelde zijn oma dat hij een leuk meisje heeft leren kennen.
  • dat → lv

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdeelzin
  • Bij een samengestelde zin die uit een hoofdzin en bijzin bestaat, is de bijzin een zinsdeel van de hoofdzin.

  • Een zinsdeel is pas een 'zinsdeelzin' als er een PV in staat.



Slide 4 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
De meest voorkomende zinsdeelzinnen zijn:
  • onderwerpszin (ow-zin)
  • lijdendvoorwerpszin (lv-zin)
  • meewerkendvoorwerpszin (mv-zin)
  • bijwoordelijke bepalingszin (bwb-zin), 'bijwoordelijke bijzin'

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdeelzin: hoe pak je dit aan?
Stap 1: Zoek de persoonsvorm(en). Zet de zin in een andere tijd.
Stap 2: Bepaal of de zin enkelvoudig of samengesteld is.
Stap 3: Samengesteld? Zijn het twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?
Stap 4: Is de zin een bijzin? Zet dan strepen om de zin, zodat het een zinsdeel wordt.
Stap 5: Benoem de zin (ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin). 

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1: vind de bijzin 
Stap 2: vervang de bijzin door één woord (soms twee woorden)
Stap 3: ontleed de hoofdzin
Stap 4: kijk welke grammaticale functie het woord heeft (ow, lv, mw, bwb, etc.)
Stap 5: schrijf de grammaticale functie van de bijzin op. (ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin, nw.deel-zin)

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Daniël had zich verslapen, omdat hij tot laat had zitten gamen.
  ow       pv                                                  ow                  pv
  • HZ, bijzin = omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond. 
  • omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond -> daarom
  • Daniël had zich daarom verslapen.
  • Daarom = bwb
  • omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond = bwb-zin

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 179)
a. Ik zal niet snel vergeten dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht.
  • Bijzin = dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht
  • dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht -> dat
  • Ik zal dat niet snel vergeten.
  • Dat = lv
  • dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht = lv-zin

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld:
Omdat ze vanavond moet oppassen, heeft Vienne vanmiddag haar toets geleerd. 

Deze zin gaan we samen ontleden: stap voor stap.

Slide 10 - Tekstslide

1. Heeft Vivienne vanmiddag haar toets geleerd, omdat ze vanavond moet oppassen?
2. { hz Heeft Vivienne vanmiddag haar toets geleerd, (bz omdat ze vanavond moet oppassen?)}
3. {Heeft Vivienne daarom vanmiddag haar toets geleerd?}
4. pv = heeft
    ow = Vivienne
    wg = heeft geleerd
    lv = haar toets
bwb = vanmiddag, daarom
5. Dus: Omdat ze vanavond moet oppassen = bwb-zin

Omdat ze vanavond moet oppassen, heeft Vivienne vanmiddag haar toets geleerd. 

Slide 11 - Tekstslide

Je ontleedt dus eigenlijk gewoon de zin.
Alleen de bijzin is één zinsdeel.
En dat noem je een zinsdeelzin.

Die zinsdeelzin is dan het: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling. 

Je zet er gewoon -szin achter


Slide 12 - Tekstslide

Wat voorspeld werd over de daling van de werkloosheid, is inderdaad uitgekomen.
Is inderdaad uitgekomen, wat voorspeld werd over de daling van de werkloosheid?
{Is inderdaad uitgekomen, (wat voorspeld werd over de daling van de werkloosheid?)}
{Dat is inderdaad uitgekomen?}
Dat is inderdaad uitgekomen.

Dus: Wat voorspeld werd over de daling van de werkloosheid = ow-zin

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 14 - Quizvraag


Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.

A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.'
A
ze hebben moeten afmaken
B
de hond die me laatst gebeten heeft
C
ze hebben
D
de hond

Slide 16 - Quizvraag

Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zn
D
mv-zin

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
moet vroeg opstaan
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 18 - Quizvraag

Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
Zal ik extra oefeningen geven
C
Er is geen bijzin
D
extra oefeningen geven

Slide 20 - Quizvraag

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft, zal ik extra oefeningen geven.

A
Ow-zin
B
Mv-zin
C
Lv-zin
D
Bwb-zin

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 22 - Quizvraag

Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.
A
mvl-zin
B
bwb-zin
C
ow-zin
D
lv-zin

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
havo: H6 opdracht 1 t/m 4 (p. 188-189)
vwo: H5 opdracht 1 t/m 3 (p. 156-157)

Slide 24 - Tekstslide