Hoofdstuk 3 b3
1 / 39
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet jij over roken?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Link
Slide 9 - Tekstslide
Een pakje sigaretten kost gemiddeld €10,00
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Je kunt al na enkele sigaretten verslaafd raken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Sigaretten worden gemaakt van de bladeren van de tabaksplant.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Teer zorgt ervoor dat er meer zuurstof in je longen komt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Verslaafd zijn aan roken betekent dat je niet zonder sigaretten kunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
De waarschuwingen op de sigarettenpakjes zijn wettelijk verplicht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Van roken word je rustig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Van meeroken kun je geen kanker krijgen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
De belangrijkste ziekten die je door roken kunt krijgen zijn kanker, hart- en vaatziekten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Als je verslaafd bent, kun je nooit meer stoppen met roken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Noem 2 dingen die snel beter worden als je stopt met roken.
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Roken is asociaal.
Slide 25 - Poll
Roken is gezellig.
Slide 26 - Poll
Roken is stoer.
Slide 27 - Poll
Ik ben benieuwd hoe het is om te roken.
Slide 28 - Poll
Ouders mogen niet roken waar kinderen bij zijn.
Slide 29 - Poll
Als je goed wilt worden in je sport, moet je zeker niet gaan roken.
Slide 30 - Poll
Iedereen moet zelf weten of hij wel of niet rookt.
Slide 31 - Poll
Als iedereen van mijn vrienden zou roken, zou ik ook roken.
Slide 32 - Poll
Je bent stoer als je 'nee' zegt wanneer iemand je een sigaret aanbiedt.
Slide 33 - Poll
Slide 34 - Tekstslide
Hoe kun jij iemand overtuigen niet te gaan roken? Bedenk 2 manieren.
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Tekstslide
Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.
