tekstsoorten schrijfexamen KB

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (CE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
50%
+
: 2
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (CE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
50%
+
: 2

Slide 1 - Tekstslide

Examen schrijven 2F
De verschillende tekstsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfexamen 2F
3 schrijfproducten in 60 minuten:
1. artikel                                                                                   
2. memo
3. advertentie
4. zakelijke e-mail                                                              
5. informele e-mail                                                    
6. zakelijke brief                             
7. betoog/reactie     
8. verslag(je)

Slide 3 - Tekstslide

Artikel

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw van een artikel

  • Titel
  • Inleiding: aandacht trekken lezer + onderwerp introduceren
  • Middenstuk: uitleg onderwerp (deelonderwerpen), onderbouwen van je mening (argumenten)
  • Slot: samenvatting, conclusie

Denk aan een duidelijke alinea-verdeling.

Slide 5 - Tekstslide

soorten artikelen


1.  uiteenzetting > informeren

2. beschouwing > informeren + overtuigen

3. betoog > overtuigen

Slide 6 - Tekstslide

Memo

Slide 7 - Tekstslide



Schrijven

Memo

Een memo is een kort briefje.
(Denk aan telefoonnotitie) 

Slide 8 - Tekstslide

Memo

Slide 9 - Tekstslide

Tekst
* Informatie moet duidelijk en volledig zijn. (5w+h-vragen) 
* Kort en krachtig  
* Gebruik een opvallende titel of slogan.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld van een memo

Slide 11 - Tekstslide

Memo
Kort briefje met feitelijke info.
Gebruik je vaak na een telefoontje.
Logische volgorde.

Slide 12 - Tekstslide

Goede memo 

Slide 13 - Tekstslide

Advertentie

Slide 14 - Tekstslide

3. Advertentie

Slide 15 - Tekstslide

Advertentie
doel = overtuigen

  • Titel
  • Advertentietekst
  • Contactgegevens
  • Foto's

Slide 16 - Tekstslide

Schrijfopdracht advertentie

Slide 17 - Tekstslide

Formele taal
  • Duidelijk: de lezer kan de tekst in één keer begrijpen.
  • Kort en bondig: de tekst bevat geen overbodige informatie.
  • Beleefd: de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeus.
  • Foutloos: de tekst bevat geen fouten in spelling, leestekens of zinsbouw.



Slide 18 - Tekstslide

Uitleg zakelijke e-mail
  • Je stuurt een zakelijke e-mail vaak naar personen (die je niet kent),  bedrijven of organisaties.

  • Je gebruikt formele taal.

  • Je gebruikt de conventies (regels) die gelden voor een zakelijke e-mail.


Slide 19 - Tekstslide

Zakelijke e-mail


Verstuur zakelijke e-mail vanaf een account met een neutrale naam 

Dus geen: hotlips23@numail.com

Een duidelijk onderwerp.

Slide 20 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
aanhef
  • Geacht(e) …, of Beste …, Begin nooit met Hallo!


inleiding:
  • Noem de aanleiding voor je e-mail.

  • Vertel waarom je deze e-mail schrijft en vertel als dat nodig is, wie je bent en wat je functie is.








Slide 21 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
slot:
  • Beschrijf wat je van de lezer verwacht.

afsluiting:
 
  • Sluit je mail af met: Met vriendelijke groet, en je naam.


  • Controleer je e-mail op spel- en taalfouten.


  • Controleer of je een bijlage toegevoegd hebt, voordat je de e-mail verzendt.







Slide 22 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
middenstuk: 
  • Welke informatie wil je hebben? 

  • Wat is je boodschap? 

  • Welke vragen heb je? 

  • Stuur je een bijlage mee?   Noem deze dan ook in de tekst.








Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld opbouw zakelijke e-mail
- E-mailadres(sen)
- Onderwerp (passend, kort & bondig)
- Aanhef
- Inleiding (de reden waarom je schrijft)
- Kern (dat waar het om gaat)
- Afsluiting (wat verwacht je van de lezer?)
- Met vriendelijke groet,


Slide 24 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
waar let je op?

  • Er is een duidelijke opbouw (inleiding - middenstuk - slot)
  • De (deel)onderwerpen staan op een logische volgorde.
  • De toon is formeel (u/uw, nette woorden).
  • Je houdt je aan de conventies (voorwaarden): duidelijk onderwerp, juiste aanhef en afsluiting, persoonlijke gegevens, alinea-indeling, witregels, etc.)
  • Je taalverzorging is in orde (spelling en grammatica)

Slide 25 - Tekstslide

Informele e-mail
In persoonlijke berichten zoals appjes en e-mails vertel je vrienden of bekenden over je eigen ervaringen, meningen of gevoelens. 

Je gebruikt dan informele taal

Hierbij gebruik je ongeveer dezelfde woorden als wanneer je praat.


Slide 26 - Tekstslide

Informele mail

Slide 27 - Tekstslide

Zakelijke brief
Een zakelijke brief schrijf je als dat gevraagd wordt of als het beter bij de situatie past dan een e-mail. 

Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als je een klacht hebt. Vaak stuur je een bijlage mee, zoals een kopie van het garantiebewijs of de factuur.




Slide 28 - Tekstslide

Zakelijke brief
De zakelijke brief is net als een zakelijke e-mail, verdeeld in:
  • aanhef
  • inleiding 
  • middenstuk 
  • slot
  • afsluiting 

Ook in een zakelijke brief gebruik je formele taal.

Slide 29 - Tekstslide

Zakelijke brief
Omdat een zakelijke brief een officiële brief is, is het belangrijk dat je je houdt aan de afspraken die gelden voor de vorm (conventies) van zo’n brief en de envelop.

1. Postzegel rechtsboven
2. Naam & adres midden op
     de enveloppe
3. T.a.v. -> voor wie
4. Hoofdletters in postcode


Slide 30 - Tekstslide

Zakelijke brief
Volgens die afspraken bevat de zakelijke brief vaste onderdelen.

De volgorde niet altijd hetzelfde:
- voorgedrukt briefpapier met contactgegevens
-afspraken binnen een bedrijf

Slide 31 - Tekstslide

Betoog

Slide 32 - Tekstslide

lees de tekst en geef antwoord op de 5 w's en h
wie?
Wat?
waar?
wanneer?
waarom?
hoe?

Slide 33 - Tekstslide

Betoog
Doel: Overtuigen van jouw standpunt

  • Inleiding: Anekdote, geschiedenis, vraag, actualiteit en standpunt

  • Middenstuk: Argumenten en onderbouwing, tegenargumenten, weerlegging eigen ervaringen, persoonlijke beleving

  • Slot: Antwoord, samenvatting, standpunt, uitsmijter

Slide 34 - Tekstslide

Volgende dia een eenvoudig betoog: 
Welke argumenten, wat is het tegenargument?
Welke signaalwoorden herken je?

Slide 35 - Tekstslide

Rijden onder invloed is gevaarlijk, jaarlijks vinden meerdere dodelijke ongevallen plaats, waarvan rijden onder invloed de oorzaak is geweest.
 
Door te rijden onder invloed vertraagt je reactiesnelheid en neemt je vermogen om afstanden in te schatten af.
Daarnaast versmalt je blikveld door te rijden onder invloed en verslechtert je kleurwaarneming en motoriek. Mensen die onder invloed zijn hebben een verminderd vermogen van zelfkritiek, nemen meer risico’s en worden sneller suf slaperig.
Maar sommige mensen zeggen dat een glas geen kwaad kan. Dit verschilt echter enorm van persoon tot persoon. Daarom is 0 promille altijd het beste.


Kortom, door te rijden onder invloed breng je niet alleen jezelf maar ook je medemens (ongevraagd) in gevaar. Je rijdt gewoon minder goed en hebt het zelf niet eens in de gaten!


Slide 36 - Tekstslide

Signaalwoorden
De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen alinea's. Ook alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp.
De verbanden tussen alinea's onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan signaalwoorden.
Op de volgende dia vind je veelvoorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.
Signaalwoorden

De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen alinea's. Ook alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp.

De verbanden tussen alinea's onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan signaalwoorden. 

Op de volgende dia vind je veelvoorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide




Wat is een betoog?


De opbouw van een betoog

Slide 39 - Tekstslide

Verslag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

formeel .. informeel taalgebruik

Slide 42 - Tekstslide

Formeel < > informeel

Slide 43 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 44 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
A
zakelijk taalgebruik
B
dagelijks taalgebruik

Slide 45 - Quizvraag

Wat is de juiste aanhef en afsluiting?
A
Formeel: Geachte meneer Rutte, Met vriendelijke groet,
B
Informeel: Hallo Mark, Groeten,

Slide 46 - Quizvraag

Verslag

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

formeel .. informeel taalgebruik

Slide 49 - Tekstslide

Formeel < > informeel

Slide 50 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 51 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
A
zakelijk taalgebruik
B
dagelijks taalgebruik

Slide 52 - Quizvraag

Wat is de juiste aanhef en afsluiting?
A
Formeel: Geachte meneer Rutte, Met vriendelijke groet,
B
Informeel: Hallo Mark, Groeten,

Slide 53 - Quizvraag