In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Celtypen.
Slide 11 - Tekstslide
Een onderzoeker bekijkt ontlasting van een baby door een microscoop. Hij ziet bacteriën en cellen van het darmslijmvlies. Wat is een verschil tussen bacteriën en darmcellen?
A
bacteriën hebben geen celkern en darmcellen wel.
B
Bacteriën hebben geen celmembraan en darmcellen wel.
C
Bacteriën hebben geen celwand en darmcellen wel.
Slide 12 - Quizvraag
Enkele delen die in en om een cel kunnen voorkomen zijn de celkern, de celwand, het celmembraan en het cytoplasma. Welk van deze delen ontbreekt bij een darmbacterie?
A
Celkern
B
Celwand
C
Celmembraan
D
Cytoplasma
Slide 13 - Quizvraag
Blauwalgen zijn bacteriën die zich bij warm weer snel vermeerderen in water met veel voeding. Heeft een blauwalg een celkern? En heeft een blauwalg een celwand?
A
Geen van beide
B
Alleen een celkern
C
Alleen een celwand
D
Beide
Slide 14 - Quizvraag
Van een vrouw die in aanmerking wil komen voor een ivf-behandeling wordt de urine onderzocht. In de urine worden cellen met een celkern aangetroffen. Kunnen dit bacteriën zijn? En kunnen dit cellen van de vrouw zijn?
A
Alleen bacteriën
B
Alleen cellen van de vrouw
C
Van beide
Slide 15 - Quizvraag
In welke celonderdelen is DNA te vinden bij een plant?
A
Alleen in de celkern
B
In de celkern en de celwand.
C
In de celkern, celwand en celmembraan
D
In de celwand en celmembraan.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Hoe heet Q?
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
Welk cijfer geeft het netvlies aan?
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
Uit welke eigenschap leiden ze af dat een haai kleur kan zien?
A
aanwezigheid van hoornvlies
B
aanwezigheid van ooglens
C
aanwezigheid van kegeltjes in netvlies
D
aanwezigheid van staafjes in netvlies
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
IN welk deel van het muizenoor worden geluidsprikkels omgezet in impulsen?