Voeding en vertering

Voeding en vertering
Hoofdstuk 11

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voeding en vertering
Hoofdstuk 11

Slide 1 - Tekstslide

Voedingsvezels in je eten:
A
heb je nodig om nieuwe stoffen te maken
B
zorgen voor goede darmperistaltiek
C
zijn niet belangrijk voor de vertering
D
worden helemaal verteerd in je darmen

Slide 2 - Quizvraag

Welke antwoord is fout.
Voedingsstoffen dienen als:
A
Bouwstof
B
Brandstof
C
Fijnstof
D
Reservestof

Slide 3 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het verteringsstelsel?
A
Speekselklieren
B
Dunne darm
C
Maag
D
Nieren

Slide 4 - Quizvraag

Enzymen zijn:
A
eiwitten
B
koolhydraden
C
vetten
D
mineralen

Slide 5 - Quizvraag

Enzymen helpen bij:
A
Lichaamstemperatuur te verhogen
B
Fotosynthese
C
De afbraak van stoffen
D
De verbranding

Slide 6 - Quizvraag

Enzymen worden niet gebruikt in:
A
Vaatwasmiddelen
B
Wasmiddelen
C
Yoghurt maken
D
Vlekverwijderaars

Slide 7 - Quizvraag

Manieren van conserveren zijn:
(meerdere antwoorden goed)
A
Drogen
B
Luchtdicht verpakken
C
Pasteuriseren
D
In warme kast zetten

Slide 8 - Quizvraag

Bacteriën en schimmels hebben ......... nodig.
(meerdere antwoorden)
A
Zuurstof
B
Water
C
Geschikte temperatuur
D
Geschikte zuurgraad

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heten de onverteerbare delen van plantaardige voedingsstoffen?
A
Koolhydraten
B
Verzadigde vetten
C
Enzymen
D
Voedingsvezels

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen mineraal?
A
Suiker
B
Calcium
C
IJzer
D
Fluoride

Slide 11 - Quizvraag

Energie wordt vrijgemaakt in je lichaam. Je gebruikt voor:
A
Adem te halen
B
Veters te knopen
C
Tv kijken
D
Hartslag

Slide 12 - Quizvraag

Grondstofwisseling is:
A
Hoeveelheid energie voor je lichaam, in rust.
B
Hoeveelheid energie nodig voor activiteit.
C
Hoeveelheid energie die uit voedsel komt.
D
Hoeveelheid energie voor rust én activiteit.

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens welke activiteit verbrand je het meest?
A
traplopen
B
fietsen (25 km/uur)
C
voetballen
D
wandelen (5 km/uur)

Slide 14 - Quizvraag

Welke volgorde is goed?
A
mond - slokdarm -dikke darm - maag - anus
B
mond - maag - endeldarm - dikke darm - anus
C
slokdarm - speekselklieren - galblaas- endeldarm - anus
D
slokdarm- maag - lever - dunne darm - endeldarm

Slide 15 - Quizvraag

Darmperistatiek zorgt voor:
A
De voedselbrij voortduwen
B
De voedselbrij kneden
C
De voedselbrij mengen
D
A + B + C

Slide 16 - Quizvraag

Het meeste water wordt uit je voedsel gehaald door:
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Endeldarm
D
12-vingerige darm

Slide 17 - Quizvraag

Emulgeren is:
A
Grote vetdruppels verdelen in kleine.
B
Kleine vetdruppels samenvoegen tot grotere.
C
Suiker en zout mengen.
D
Vet uit yoghurt halen.

Slide 18 - Quizvraag

Je langste darm is:
A
Endeldarm
B
Dunne darm
C
12-vingerige darm
D
Dikke darm

Slide 19 - Quizvraag

Het buitenste laagje van je tand/kies bestaat uit:
A
Tandbeen
B
Kaakbeen
C
Fluoride
D
Glazuur

Slide 20 - Quizvraag

Welke is fout.
Je kunt dieren indelen in:
A
Viseters
B
Planteneters
C
Alleseters
D
Vleeseters

Slide 21 - Quizvraag

Omnivoren hebben geen:
A
Snijtanden
B
Knobbelkiezen
C
Hoektanden
D
Knipkiezen

Slide 22 - Quizvraag