1 vmbo-bk thema 6.6 Voortplanting bij planten en dieren: Voortplanting met bevruchting

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorig les: 6.5 Vruchten en zaden
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.6 Voortplanting met bevruchting
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Teken
Een bloem met
- kroonbladeren
-meeldraden
-stamper

Slide 3 - Tekstslide

Teken
Een bloem met:
-kroonbladeren
- mannelijke voortplantingsorganen
-vrouwelijke voortplantingsorganen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 7 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 8 - Quizvraag


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
BK: Je kunt uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen.
KT: Je kunt voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting.

KT:Je kunt uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert.
Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vindt bevruchting plaats volgens jou?

Slide 11 - Open vraag

Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten, vindt er bevruchting plaats (KT: geslachtelijke voortplanting)

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 12 - Tekstslide

6.6 Voortplanting  met bevruchting


De mannelijke voortplantingscel is de stuifmeelkorrel.
De vrouwelijke voortplantingscel is de eicel.

Slide 13 - Tekstslide

6.6 Voortplanting  met bevruchting
De eicel komt van de moederplant.
De stuifmeelkorrel komt van een andere plant: de vaderplant.

Bij bevruchting komen de celkernen van deze twee planten bij elkaar.
De celkernen versmelten tot 1 celkern.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

KT Elke celkern bevat chromosomen.

  • Chromosomen zijn lange, dunne ‘draden’. 
  • Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen.
  • De helft van de chromosomen komt van de moederplant en de helft van de vaderplant 

Slide 16 - Tekstslide

 Maak opdr. 1 en 2 in je boek

Slide 17 - Tekstslide

De eigenschappen van 2 planten kunnen verschillend zijn.

Kijk maar naar de afbeelding links.

Je ziet gerbera's in verschillende kleuren.

Slide 18 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Een eicel van een roze bloem kan worden bevrucht door een stuifmeelkorrel van een witte bloem.

Na de bevruchting ontstaat een zaad met een kiem.
Uit de kiem groeit een nieuwe plant.
De nieuwe plant heeft lichtroze bloemen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
De kleur van de bloemen is een eigenschap van een plant.
De plant krijgt deze eigenschap van de twee ouderplanten.

Eigenschappen die worden doorgegeven bij de bevruchting, noem je erfelijke eigenschappen.

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee planten bij elkaar.

Slide 21 - Tekstslide

Maak opdr. 3 en 4 in je boek

Slide 22 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen in de celkern.

Bij bevruchting komen 2 celkernen bij elkaar.
Daarbij komen de erfelijke eigenschappen van twee organismen bij elkaar.

Slide 23 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij alle dieren vindt voortplanting met bevruchting plaats.
De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet eicel, net als bij planten.
De mannelijke voortplantingscel heet bij dieren een zaadcel.

Bij bevruchting versmelt de kern van de eicel met de kern van de zaadcel.
Uit de bevruchte eicel groeit een nieuw dier.
Bij de bevruchting zijn de eigenschappen van 2 ouders bij elkaar gekomen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij vissen, kikkers en insecten komen de jongen uit eitjes.

Een eitje is een bevruchte eicel.

Slide 26 - Tekstslide

Links zie je vissen met eitjes.

De eicellen van de vrouwtjesvis en de zaadcellen van de mannetjesvis komen in het water bij elkaar.

In de bevruchte eitjes groeien jonge visjes.

Slide 27 - Tekstslide

Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

De bevruchting vindt plaats in het water.

Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Bij insecten gebeurt de bevruchting in het lichaam van het vrouwtje.
Dit zie je op de afbeelding links bij libellen.

Na de bevruchting legt de vrouwelijke libel eitjes. In de eitjes ontwikkelen zich larven (jonge insecten).

Slide 30 - Tekstslide

Maak opdracht 5-6-7 in je boek

Slide 31 - Tekstslide

PW Thema 6 12 oktober 
- Zorg dat alle opdrachten af zijn in je boek.
- Maak Test Jezelf online af
- Maak de oefentoets. 


Slide 32 - Tekstslide