2.5 quiz

2.5 quiz
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.5 quiz

Slide 1 - Tekstslide

Om de hoeveel tijd wordt gestemd voor de Tweede Kamer?
A
2 jaar
B
5 jaar
C
6 jaar
D
4 jaar

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen taak van de tweede kamer?
A
Wetsvoorstellen maken
B
De regering controleren
C
zorgen dat de wetten niet overtreden worden
D
wetten goed- of afkeuren

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar: De eerste kamer stemt als eerste over een wetsvoorstel
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer is een wet goedgekeurd door de Tweede kamer
A
Als de grootste partij voor het wetsvoorstel stemt
B
Als alle partijen het eens zijn met het wetsvoorstel
C
Als meer de dan de helft van de kamerleden voor het wetsvoorstel stemmen
D
Als de helft van de kamerleden voor het wetsvoorstel stemmen

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar: De koning mag stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen oppositie en coalitie?
A
De oppositie zit in de Tweede Kamer en de coalitie niet
B
De coalitie mag stemmen over wetsvoorstellen en de oppositie niet
C
De partijen in de coalitie zitten rechts in de zaal de oppositie links
D
De partijen die de coalitie vormen zitten in de regering en de oppositie niet

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar: De regering is hetzelfde als het kabinet
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Over welk van onderstaande onderwerpen beslist de Tweede kamer niet?
A
De aanleg en onderhoud van snelwegen
B
Het toewijzen van een sociale huurwoning
C
de leeftijd waarop je mag stemmen
D
de herinvoering van de studiefinanciering

Slide 9 - Quizvraag

Om in de tweede kamer te komen moet je door het volk verkozen worden.Wat is een andere eis waaraan je moet voldoen?
A
Je moet de nederlandse nationaliteit hebben
B
Je moet een hbo of universiteitsdiploma hebben
C
Je moet 21 jaar of ouder zijn
D
Je mag geen strafblad hebben.

Slide 10 - Quizvraag

Waar of niet waar: De meeste wetten worden door ministers en hun ambtenaren bedacht
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In tegenstelling tot de Tweede Kamer wordt de Eerste Kamer niet direct door het volk gekozen. Door wie wordt de Eerste Kamer gekozen?
A
de ministers
B
De Tweede Kamer
C
de Gemeenteraden
D
de Provinciale Staten

Slide 12 - Quizvraag

Waar of niet waar; Als je in de gevangenis zit mag je niet stemmen
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Tweede Kamerleden hebben parlementaire onschendbaarheid. Wat betekent dat?
A
Dat ze nergens voor vervolgd kunnen worden
B
Dat ze niet vervolgd kunnen worden voor hun uitspraken
C
Dat ze niet vervolgd kunnen worden voor uitspraken in Kamervergaderingen
D
Dat de ministers verantwoordelijk zijn voor wat Kamerleden zeggen

Slide 14 - Quizvraag

Waar of niet waar
De voorzitter stemt niet mee
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het als je iemand machtigt bij de verkiezingen?
A
Dan stem je op de grootste partij
B
Dan lever je een leeg stemformulier in
C
Dan vraag je iemand anders voor jou te stemmen
D
Dan maak je geen gebruik van je stemrecht

Slide 16 - Quizvraag

Waar of niet waar: 100 jaar geleden mochten vrouwen nog niet stemmen
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel partijen deden in 2021 mee aan de Tweede Kamerverkiezingen?
A
15
B
28
C
37
D
89

Slide 18 - Quizvraag