V4_SK_Herhaling Chemische binding_Wk10_Les3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Opening les
  • Controle boeken en huiswerk
  • Weektaak
  • Leerdoelen
  • Keuze momenten
  • Aan opdrachten werken
  • Afsluiten les

Slide 2 - Tekstslide

Deze week voorbereiden op de toets
- Herhalen zouten
- Herhalen chemisch rekenen
- Herhalen chemische binding

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor soort bindingen zitten tussen moleculen?
A
Atoombindingen
B
VanderWaalsbindingen
C
Ionbindingen
D
Metaalbindingen

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort bindingen zitten binnen moleculen?
A
Atoombindingen
B
VanderWaalsbindingen
C
Ionbindingen
D
Metaalbindingen

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort bindingen zitten binnen zouten?
A
Atoombindingen
B
VanderWaalsbindingen
C
Ionbindingen
D
Metaalbindingen

Slide 6 - Quizvraag

Een stof die van water houdt noemen we?
A
Hydrofiel
B
Hydrofoob
C
Polair
D
Apolair

Slide 7 - Quizvraag

Welke karakteristieke groep is kenmerkend voor alkanolen?
A
Een hydroxide groep (OH)
B
Een amine groep (NH2)
C
Een dubbele binding
D
Een drievoudige binding

Slide 8 - Quizvraag

Geef de naam
A
1-Hydroxybutaan
B
Butaan-1-ol
C
1-Butanol
D
Butaan-4-ol

Slide 9 - Quizvraag

Hydrofiel en hydrofoob
Hydrofiele koolwaterstoffen:
- Bevat NH2 of OH groep

Hydrofobe koolwaterstoffen:
- Bevatten alleen C's en H's

Slide 10 - Tekstslide

Welke stof lost het beste op in water? Ethanol, Butanol, Hexanol, Octanol
A
Ethanol
B
Butanol
C
Hexanol
D
Octanol

Slide 11 - Quizvraag

Oplosbaarheid
Hoe langer de keten C's en H's, hoe slechter oplosbaar is de alkanol of alkaanamine.

Zeep/vetzuren:
- Zuurgroep (COOH)
- Lange keten C's en H's

Slide 12 - Tekstslide

Polaire atoombinding
Bij een covalente binding zijn de elektronen niet altijd eerlijk verdeeld.

Twee manieren om dat te beredeneren:
- Elektronegativiteit Tabel 40A
- Atoommodel van Bohr

Slide 13 - Tekstslide

Polaire atoombinding
Elektro negativiteit Tabel 40A


ΔEN=EN(grootste)EN(kleinste)
ΔEN>0,4Poliarebinding
ΔEN>1,7Ionbinding
ΔEN 0,40    Apolaire verbinding

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de elektro negativiteit van de
C-H binding? Is deze binding polair of apoliar?
A
0,4, dus polair
B
0,4, dus apolair
C
2,5, dus polair
D
2,1, dus apolair

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de elektro negativiteit van de
O-H binding? Is deze binding polair of apoliar?
A
1,4, dus apolair
B
3,5, dus poliar
C
2,1, dus polair
D
1,4, dus polair

Slide 16 - Quizvraag

Polaire atoombinding
Stap voor stap de binding tussen O-H analyseren:
- Hoeveel protonen heeft H?
- Hoeveel protonen heeft O?
- Naar welke kant worden de elektronen getrokken?

Slide 17 - Tekstslide

Water en het dipoolmoment

Slide 18 - Tekstslide

Dipoolmoment in de BINAS
Tabel 55: Dipoolmoment van moleculen
- 0 is een apolair molecuul
- groter dan 0 is een polair molecuul
- partiële lading aangeven

Slide 19 - Tekstslide

Dipoolmoleculen
Dipool: Twee polen
- Positieve pool
- Negatieve pool

Slide 20 - Tekstslide

Water

Slide 21 - Tekstslide

Waterstof brug

Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten
Teken de waterstofbruggen tussen 3 moleculen water en 3 moleculen ammoniak.

Slide 23 - Tekstslide

Carbonzuren
- Alkaanzuren of carbonzuren bevatten een zuurgroep

- Naamgeving:
>C van zuurgroep meetellen
> Hiernaast staat butaanzuur
> Altijd aan begin

Slide 24 - Tekstslide

Welk zuur is dit?
A
Ethaanzuur
B
Ethaancarbonzuur
C
Butaanzuur
D
Propaanzuur

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht
Geef de naam van de volgende structuurformule

Slide 26 - Tekstslide

Oplossen van zouten

Slide 27 - Tekstslide

Kristalwater
Water in zoutkristal
- Zouthydraat

Slide 28 - Tekstslide

Kristalwater

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht
Zoek van de volgende zouten de systematische naam op in tabel 66A en geef de zoutformule:
A. Soda
B. Gips
C. Glauberzout

Slide 30 - Tekstslide

Zeep

Slide 31 - Tekstslide

Zeep
Zeep is een emulgator:
- zorgt dat twee niet mengbare vloeistoffen mengen
- bijvoorbeeld water (hydrofiel) en olie (hydrofoob)

Slide 32 - Tekstslide