Geheimen uit de sloot

Geheimen uit de sloot
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Geheimen uit de sloot

Slide 1 - Tekstslide

de sloot (znw)

Slide 2 - Tekstslide

de sloot

Slide 3 - Woordweb

Wat gaan we doen?
  • een veldwerkles (veld + werk + les)

  • We doen opdrachten over:
  1. beestjes (kleine dieren) uit de sloot
  2. planten uit en bij de sloot
  3. het water uit de sloot 

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke woorden

Slide 5 - Tekstslide

de sloot (znw)
  • smal water, om of tussen weilanden 
  • de sloot - de sloten
  • het slootje - de slootjes

  • zin: We onderzoeken vandaag de sloot.

Slide 6 - Tekstslide

het waterdier (znw)

  • Een dier dat in het water leeft
  • het waterdier - de waterdieren
  • het waterdiertje of
    het waterbeestje

  • zin: In de sloot leven verschillende waterdieren, zoals de kikker, het stekelbaarsje en het schrijvertje. 

Slide 7 - Tekstslide

de waterplant (znw)
  • Een plant die bij en in het water groeit.
  • de waterplant - de waterplanten

  • zin: In de sloot groeien verschillende waterplanten, zoals  de dotterbloem, de waterlelie en de gele lis.

Slide 8 - Tekstslide

schoon water
  • Helder water; je kunt er doorheen kijken

  • zin: We onderzoeken of het water in de sloot schoon is. 

Slide 9 - Tekstslide

de vervuiling (znw)
  • vuil, vies maken
  • Eerst was de omgeving schoon, nu is het vies en vuil.

  • zin: Vervuiling is een groot probleem voor de omgeving. 

Slide 10 - Tekstslide

zuur - zure (bnw)
  • met een scherpe smaak
  • zuur <---> zoet

  • zin: Een citroen is zuur.
  • zin: Het water in de sloot kan ook zuur zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

ph-waarde
  • Hoe zuur iets is, kun je meten. Je meet dit met de ph-waarde.
  • Hoe hoger het getal, hoe minder zuur iets is.
  • Een citroen heeft een ph-waarde tussen 2 en 3.
  • Je meet de ph-waarde met een strookje.

Slide 12 - Tekstslide

Video
  • Marcel van de Helderse Vallei laat zien wat de bedoeling is.
  • Hij gebruikt een schepnet  (schep + net)
  • en een emmer 
  • en een zoekkaart (zoek + kaart).

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat kun je doen met deze zoekkaart?
Je kunt ...
A
onderzoeken welke waterplant je hebt gevonden.
B
onderzoeken hoe schoon het water is,
C
onderzoeken welk waterdier je hebt gevonden.
D
onderzoeken hoe laat het is.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is dit?
lw + znw

Slide 16 - Open vraag

Hoe heet dit?
A
een bh-strookje
B
een ph-strookje
C
een dh-strookje
D
een qh-strookje

Slide 17 - Quizvraag

Wat kun je doen met een ph-strookje?
Je kunt ...
A
meten hoe bitter het water is.
B
meten hoe zout het water is.
C
meten hoe zoet het water is.
D
meten hoe zuur het water is.

Slide 18 - Quizvraag

gvrneiviu
A
verviezing
B
verschoning
C
verviulign
D
vervuiling

Slide 19 - Quizvraag

terawntapl

Slide 20 - Open vraag

Wat zijn dit?
A
een ammer en een schapnat
B
een immer en een schipnit
C
een ummer en een schupnut
D
een emmer en een schepnet

Slide 21 - Quizvraag

eiarewtrd

Slide 22 - Open vraag

Veel plezier donderdag!

Slide 23 - Tekstslide