H2a mardi 18 mai

LE VERBE FRANCAIS
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LE VERBE FRANCAIS

Slide 1 - Tekstslide

Les verbes réguliers 
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:
verbes en -er
verbes en -re
verbes en -ir

Slide 2 - Tekstslide

verbes réguliers présent

 
PARLER 
Je parl
Tu parl es 
Il parl
Elle parl
On parl
Nous parl ons 
Vous parl ez 
Ils parl ent 
Elles parl ent 



VENDRE 
Je vend
Tu vend s 
Il vend 
Elle vend 
On vend 
Nous vend ons 
Vous vend ez 
Ils vend ent 
Elles vend ent


FINIR
Je fini 
Tu fini s 
Il fini 
Elle fini t 
On fini 
Nous fini ssons 
Vous fini ssez 
Ils fini ssent
Elles fini ssent 



Slide 3 - Tekstslide

autres verbes réguliers 

 ww -ER 
chercher
aimer
parler
regarder
nager
écouter
étudier
téléphoner
commencer
manger
commander
gagner
télécharger
chanter
ww -RE 
attendre
rendre
entendre
rendre
répondre
vendre
descendre


ww-IR
choisir
finir
remplir
réussir
rougir
applaudir
punir
rougir



Slide 4 - Tekstslide

verbes réguliers passé composé
De passé composé bestaat altijd uit twee onderdelen:
1  Een vorm van avoir of être (het hulpwerkwoord)
2  Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van de ww op –er eindigt op - é
 
J’ai parlé
Het voltooid deelwoord van de ww op –re eindigt op -u
   
J’ai vendu
Het voltooid deelwoord van de ww op –ir eindigt op  -i
    
J’ai fin

 Om de passé composé te maken moet je goed
de hulpwerkwoorden 
AVOIR en ÊTRE kennen!!

Slide 5 - Tekstslide

Vous êtes prêts?
Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.
Bonne chance!!!!

Slide 6 - Tekstslide

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 7 - Sleepvraag

Het werkwoord remplir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous

Vous
Ils/Elles
remplis
remplissent
remplit
remplissez
remplissons
remplis

Slide 8 - Sleepvraag

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
timer
1:00
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
- -
-ons
-ez
-ent

Slide 9 - Sleepvraag

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Frans bij een regelmatig werkwoord op -er ? Zet de stappen in de juiste volgorde
- Haal de -r weg
- Pak het hele werkwoord
- Plaats een accent aigu (é) op de laatste e

Slide 11 - Sleepvraag

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 12 - Sleepvraag

Les verbes irréguliers
Nu gaan jullie een aantal onregelmatige werkwoorden leren.
Van deze werkwoorden moet je
présent 
passé composé 
kennen

Slide 13 - Tekstslide

être  zijn
Présent
je suis
tu es
il; elle; on est
nous sommes
vous êtes
ils; elles sont




Passé Composé 
j`ai été
tu as été
il; elle; on a été
nous avons été
vous avez été
ils; elles ont été

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

avoir  hebben
Présent
j'ai
tu as
il; elle; on a
nous avons
vous avez
ils; elles ont




Passé Composé 
j`ai eu
tu as eu
il; elle; on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils; elles ont eu

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

faire  doen/maken
Présent
je fais
tu fais
il; elle; on fait
nous faisons
vous faites
ils; elles font




Passé Composé 
j`ai fait
tu as fait
il; elle; on a fait
nous avons fait
vous avez fait
ils; elles ont fait

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

aller   gaan
Présent 
je vais
tu vas
il; elle; on va
nous allons
vous allez
ils; elles vont
Passé Composé 
je suis allé(e)
tu es allé(e)
il; elle; on est allé(e)
nous sommes allé(e)s
vous êtes allé(e)(s)
ils; elles sont allé(e)s

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord faire.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
fait
fait
fait
fait
fait
fait
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 23 - Sleepvraag

   aller
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                        allez
                           vas
                          vais
                             va
                     allons
                        vont

Slide 24 - Sleepvraag

ETRE
AVOIR
je suis 
tu as
ik heb
zij hebben
wij zijn
vous êtes
vous avez
zij is
jullie hebben
ils sont
tu es
j'ai
ils ont
nous sommes
jij bent
nous avons
zij zijn 
jij hebt
jullie zijn
elles ont

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide