HNE Duits H2: Kapitel 3 L6

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen 

im Deutschunterricht

Donnerstag 16. Februar 2023

Woche 7 - Winter

Was machen wir heute?

- Grammatik

- Hausaufgaben

- Hausaufgaben überprüfen

- eh2b: Präsentationsaufgabe

FILM

Was wisst ihr noch?

Wat was ook alweer de 4e naamval?

Wat was het verschil tussen de der- und ein-Gruppe?

Welche Wörter gehören zur die Der-Gruppe?

1. der, die, das
2. dies-, jed-, manch-, welch-
3. kein
4. mein-, sein-, dein-, ihr-, unser-

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp
Anna schenkt mir eine Torte.

1. Anna
2. schenkt
3. mir
4. eine Torte

Meewerkendvoorwerp

• 3e naamval
• dativ

Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

De bakker geeft de knecht zijn verdiende loon.

wat gebeurt er?

Als een zinsdeel in de 3e naamval staat dan vervoeg je het anders dan als het in de 4e naamval staat

Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)

de man geeft = der Mann (= onderwerp)  schenkt

de man geeft de hond = der Mann kauft den Hund (= lijdend voorwerp)

de man geeft de zoon de hond = der Mann kauft dem Sohn (= meewerkend voorwerp) den Hund

nog een...

De vrouw geeft de dochter het tijdschrift.

Die Frau gibt der Tochter die Zeitung

• Die Frau = onderwerp
• der Tochter = aan de dochter = meewerkend voorwerp
• die Zeitung = lijdend voorwerp

Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)

nog een...

Het kind geeft het meisje het boek

Das Kind schenkt dem Mädchen das Buch

• das Kind = onderwerp
• dem Mädchen = aan het meisje = meewerkend voorwerp
• das Buch = lijdend voorwerp

Of:
Dit kind geeft elk meisje welk boek?

Dieses Kind schenkt jedem Mädchen welches Buch?

Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)

en nu in de Ein-Gruppe

Een man geeft een zoon een hond

Ein Mann schenkt einem Sohn einen Hund

• ein Mann = onderwerp
• einen Hund = lijdend voorwerp
• einem Sohn = meewerkend voorwerp

Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)

of

Haar zoon geeft mijn oom haar hond.

Ihr Sohn (m) schenkt meinem Onkel (m)  ihren Hund (m)

• Ihr Sohn = onderwerp
• ihren Hund = lijdend voorwerp
• meinem Onkel = meewerkend voorwerp

Zie je spiekbriefje (of bladzijde 131 in je boek)

vertaal in de derde naamval / meewerkend voorwerp
elk Boek

1. dem Buch
2. jener Buch
3. jedem Buch
4. elches Buch

vertaal in de derde naamval / meewerkend voorwerp
jouw kind (o)

1. dein Kind
2. deines Kind
3. deiner Kind
4. deinem Kind

vertaal in de vierde naamval / lijdend voorwerp
zijn hond (m)

1. sein Hund
2. seinen Hund
3. seiner Hund
4. seinem Hund

vertaal in de eerste naamval/onderwerp
dit meisje (o)

1. dies Mädchen
2. dieses Mädchen
3. dieser Mädchen
4. das Mädchen

Haus-

aufgaben

Übung 9 

je tante - du

buurmeisje - du

oudere man - Sie

de leraar - Sie

een verkoopster - Sie

Übung 9 

2 Hast du schon bestellt.

3 Willst du noch ein Stück ...

4 Brauchen Sie

5 Trinkst du

6 Kannst du

7 Möchten Sie

8 Magst du

Hausaufgaben für nächste Woche

Übung 10, 11, 12 + 13 und 14, Lektion 5 (S. 132 - 134)

Präsentationsaufgabe H2b

FILM

!