Week 3 De verdachte

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • strafbepaling
  • De verdachte
  • Verschil tussen gewone burger en een verdachte 
  • Rechten van de verdachte

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vorige week
  • wanneer is er sprake van een strafbaar feit?
  • waar vind je een strafbepaling: in Sr of Sv?
  • wat is het belang van art. 1 Sr? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg strafbepaling


  • We kijken eerst nog even naar de opbouw van de strafbepaling
  • daarna  gaan we dit nog even oefenen ter herhaling

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art. 326 Sr

Welk stuk bevat de kwalificatie?
A
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, (...)iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, (....)
B
wordt, als schuldig aan oplichting,
C
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 326 Sr

Welk stuk bevat de delictsomschrijving?
A
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, (...)iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, (....)
B
wordt, als schuldig aan oplichting,
C
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 326 Sr

Welk stuk bevat de sanctienorm?
A
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, (...)iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, (....)
B
wordt, als schuldig aan oplichting,
C
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 300 Sr
Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

Wat ontbreekt er bij dit artikel?
A
Delictsomschrijving
B
Kwalificatie
C
Sanctienorm

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat weten we nu en waar is het voor?
  • We weten nu het onderscheid tussen de drie onderdelen in de strafbepaling te maken, maar waar is het voor?
  • de sanctienorm?
  • de kwalificatie?
  • de delictsomschrijving?  
  • De delictsomschrijving zelf is weer opgebouwd uit allerlei verschillende bestanddelen

Slide 10 - Tekstslide

sanctienorm: wat kan er maximaal worden opgelegd aan straf
Kwalificatie: over welk strafbaar feit hebben we het
delictsomschrijving: wat moet er allemaal worden bewezen om schuldig te zijn aan dit strafbaar feit  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleen als alle bestanddelen van de delictsomschrijving kunnen worden bewezen, ben je schuldig en kun je dus een straf krijgen. Hoeveel bestanddelen telt diefstal, artikel 310 Sr? Noteer ze ieder afzonderlijk.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Verdachte

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een agent ziet in het centrum van Amsterdam een man met een paardenstaart lopen. Een uur geleden is er door een man met een paardenstaart een overval gepleegd op een bank, eveneens in het centrum van Amsterdam.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 20 - Open vraag

Nee. Er lopen veel te veel mannen met een paardenstaart door het centrum van
Amsterdam om hiermee iemand aan te kunnen merken als verdachte.
Een agent ziet in het centrum van Amsterdam een man met een paardenstaart lopen. Een uur geleden is er door een man met een paardenstaart een overval gepleegd op een bank, eveneens in het centrum van Amsterdam. De man met de paardenstaart voldoet qua huidskleur, leeftijd en kleding aan het signalement dat de politie heeft doorgekregen.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 21 - Open vraag

Nu ligt het anders. De man met de paardenstaart voldoet qua leeftijd, huidskleur en  kleding aan het signalement. Nu is er wel aanleiding om de man als verdachte aan te  merken.
Een onbekende man staat aan het slot van een voordeur te morrelen. De buren vertrouwen het niet. Ze bellen de politie, geven hun adres op en vertellen wat er aan de hand is. De bewoners zijn enige weken op vakantie en de man die nu al tien minuten aan het slot van de voordeur staat te prutsen kennen ze niet. De buren hebben de zorg voor de post, de planten en de cavia. Op het moment dat de politie ter plaatse komt, is de man bezig door het wc-raampje naar binnen te klimmen.

Leg uit of de man als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 22 - Open vraag

Ja. Door de informatie van de buren in combinatie met het naar binnen klimmen van de  man door een raampje zijn er voldoende feiten en omstandigheden om de man als verdachte aan te merken.
Een vrouw loopt te sjouwen met een fiets die op slot zit.

Leg uit of de vrouw als verdachte kan worden aangemerkt.

Slide 23 - Open vraag

Nee, daarvoor zijn er te weinig aanwijzingen. Dit zou anders liggen als er vijf minuten  daarvoor een fiets zou zijn gestolen in de buurt die voldoet aan de omschrijving van de fiets die de vrouw bij zich heeft.
Er komt om tien uur 's avonds een telefoontje binnen van een vrouw die haar naam niet bekend wil maken. Ze vertelt dat er op dit moment door twee jongens van 12 jaar in de Alexanderschool, bij haar in de buurt, wordt ingebroken. De vrouw wil verder niets zeggen. De politie gaat naar de school toe en ziet nog net dat twee jongens de donkere school snel verlaten en hard weglopen.

Leg uit of de twee jongens verdachten zijn.

Slide 24 - Open vraag

Ja. Ook al komt de informatie van iemand die zijn naam niet wil zeggen, de informatie  kan gebruikt worden bij een verdenking van een misdrijf, ook al omdat de informatie heel specifiek is.