Kunstgeschiedenis - Romantiek

Negentiende eeuw
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Negentiende eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Je weet de algemene situatie in de 19e eeuw en hoe de kunst daar een reactie op was met de stijl; Romantiek.

Na uitleg vragen maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Algemeen
Stoommachine --> industriële revolutie
Verhuizen naar de stad
Arbeiders en boeren laagste klasse. Arbeiders werken voor rijke bourgeoisie (de burgerij) (Rijken zakenlieden; fabrieksbazen en bankdirecteuren). 
Geen goede voeding, slechte hygiëne. 

Slide 3 - Tekstslide

Parijse salon
Kunstenaars werken voor de rijke bourgeoisie. Beeldhouwkunst lagere status, het is 'maar' handwerk. 
Parijse salon populair --> vanaf 1789 openbaar tot aan 19e eeuw toonaangevend.
Kunstenaars kunnen bekendheid verwerven en schilderijen verkopen.
Jury--> alleen schilderijen die voldoen een de academische regels worden getoond. (niet voldaan 'R') uitblinken moeilijk
Kenmerken:
vrouwelijk schoon, lieflijke manier, gladde penseelstreek, afmetingen aan voorgeschreven verhoudingen. 
Fotografie wordt uitgevonden; geen kunstvorm, niet opgewassen tegen de kleurrijke schilderkunst. Een groot portret betekend meer status (en kun je aanpassen)

Slide 4 - Tekstslide

Neoclassicisme


    neoclassicisme
    romantiek
    zoek de verschillen

    Slide 5 - Tekstslide

    Romantiek
    • 1800-1870

    • 19e eeuw: Industriële Revolutie.
    • Mensen verhuizen naar de stad, waar het werk in de fabrieken zwaar is en de leefomstandigheden slecht zijn. 
    • Escapisme: verlangen om hieraan te ontsnappen.
    • Ook belangrijke stroming in de muziek en literatuur. 
    Markiezin de Pompadour - François Boucher
    Gustave Doré: Over Londen per spoor, 1872

    Slide 6 - Tekstslide

    De romantiek is een stroming, geen stijl.
    • De Romantische kunstenaar geeft op zijn eigen manier de algemene gevoelens van angst en hoop weer =>   van objectiviteit naar subjectiviteit.
    • L'art pour l'art (kunst om de kunst): niet langer ten dienste van geloof of machthebber. De kunstenaar   maakt wat hij zelf wil maken. (autonoom)
    • De kunstenaar is een bohémien, een eigenzinnige artistiekeling.

    Slide 7 - Tekstslide

    Wat is GEEN kenmerk van de Romantiek?
    A
    aandacht voor gevoelens
    B
    grootsheid van de natuur
    C
    fantasie
    D
    rationeel denken

    Slide 8 - Quizvraag

    Schilderkunst
    • Reactie op kille, rationele,, feitelijke Verlichting.
    • Verzet tegen onpersoonlijke stijl van   Neoclassicisme.
    • Verlangen naar alles wat onbereikbaar is:   ongerepte natuur, exotische oorden, verre verleden (middeleeuwen), sprookjes en volksverhalen. 
    • Gevoel, fantasie en onderbewustzijn spelen een belangrijke rol. 
    Caspar David Friedrich, “Wandelaar boven de nevelen”, ca. 1817-1818

    Slide 9 - Tekstslide

    Grootsheid van de natuur
    Als tegenhanger van de volle, vieze steden wordt de woeste, ongerepte natuur verbeeld. 

    Caspar David Friedrich, “Monnik bij de zee”, 1808-1809
     

    William Turner, “Het slavenschip”, 1840
     
     

    • Natuurgeweld: wilde penseelstreek, spel van   licht en kleur. 
    • Voorloper impressionisme. 
    • Dramatische momenten: onweer, opstekende storm, geheimzinnige nevels en mist.
     
    • Rustige compositie, evenwichtig kleurgebruik. 
    • Diepere gedachten (vaak religieus)
    • Mens als nietig wezen tegenover de grootsheid van de natuur.

    Slide 10 - Tekstslide

    Oriëntalisme
    Ingres, “Liggende odalisk”, 1814

    Delacroix, “De dood van Sardanapalus”, 1828

    Benoist, "Portret van een zwarte vrouw", 1800 

    • Odalisque = Turks woord voor haremslavin.
    • Leerling van David
    • Overgangskunstenaar Neoclassicisme en Romantiek
    In de 19e eeuw werden de binnenlanden van Afrika, Azië, Australië en 
    Noord- en Zuid-Europa doorkruist => interesse in niet-Westerse culturen.
    • Geromantiseerd beeld van de Oriënt:  agressief, sensueel, mysterieus.  
    • Sprookjes van Duizend en één Nacht.
    • Losse lijnvoering, kleurrijk, dynamisch
    • Zwarte vrouw voor het eerst niet als 'typetje', maar als portret weergegeven. 

    Slide 11 - Tekstslide

    Nationaal bewustzijn
    Na Napoleon worden de Europese landsgrenzen opnieuw vastgesteld: 
    nationalisme, belangstelling voor eigen cultuur en (recente) geschiedenis.
    Eugène Delacroix, “De 28ste juli: De Vrijheid die het volk leidt”,1830

    • Verbeeldt de revolutie van 1830
    • Dubbelzinnigheid van vrijheid: mensenlevens worden ervoor opgeofferd.

    Théodore Gèricault, “Het vlot van de Méduse”, 1819
     

    • Kritiek op schandaal: alleen kapitein en hoge officieren overleefden de schipbreuk van 1816.
    • Groot formaat 491 x 716 cm: schokeffect.

    Slide 12 - Tekstslide

    Wat hoort NIET bij de Romantiek?
    A
    Escapisme
    B
    Belangstelling voor sprookjes en mythen
    C
    Emotie
    D
    Idealisme

    Slide 13 - Quizvraag

    Neoclassicisme
    Romantiek

    Slide 14 - Sleepvraag

    Beeldhouwkunst
    • Beeldhouwkunst van de Romantiek heeft geen eigen gezicht. Vaak klassieke kenmerken of overeenkomsten met Barok. 
    • Dramatiek, heftige emoties, grote licht-donkercontrasten, diagonale richtingen.  
    • Moed en vaderlandsliefde.
    François Rude, “La Marseillaise” op de Arc de Triomphe te Parijs, 1833-1836

    Slide 15 - Tekstslide

    Vanaf de Romantiek worden kunstenaars steeds:
    A
    Bozer
    B
    Autonomer
    C
    Creatiever
    D
    Rijker

    Slide 16 - Quizvraag

    Architectuur
    • Exotische kenmerken: minaretachtige   torens, hoefijzerbogen, oosters traliewerk,   uivormige koepels.
    • Constructies van moderne materialen, zoals gietijzer, buitenkant traditioneel met vaak veel ornamenten.
    • Hang naar het verleden: neostijlen
    • Eclecticisme: meerdere stijlen in één gebouw.
    John Nash, "Royal Pavilion", 1815-1822 de nevelen”, ca. 1817-1818

    Slide 17 - Tekstslide

    Verlangen naar verleden
    Eduard Riedel, "Neuschwanstein", 1869-86

    • Ziet er uit als een middeleeuws kasteel
    Barry en Pugin: "Parlementsgebouwen", 1839-52, Londen

    • Neo-Gotiek
    • Vanwege symmetrie ook klassieke uitstraling. 

    Slide 18 - Tekstslide

    Neo-stijlen
    Charles Garnier, “Opera gebouw” te Parijs, 1862-1875 

    • Neo-Barok
    Paul Abadie. “Sacre Coeur” te Parijs, 1875-1914

    • Neo-Byzantijns
    • Sprookjesachtig

    Slide 19 - Tekstslide

    Rijksmuseum
    • Nationaal bewustzijn: Rijksmuseum maakt 
           kunst voor iedereen toegankelijk. 
    • Eclecticisme: combinatie van bouwstijlen
           Decoraties: Neo-Gotiek
           Structuur: Neo-Renaissance 
    • Moderne ijzer- en glasconstructies om de tentoonstellingsruimte te overspannen, maar aan buitenkant traditionele bakstenen en pleisterwerk.






    P. J. H. Cuypers, “Rijksmuseum” te Amsterdam, 1876-1885

    Slide 20 - Tekstslide

    Engelse landschapstuin
    • Er trekken zoveel mensen naar de steden, dat stadsmuren gesloopt worden.
    • Stadsparken in Engelse landschapsstijl worden aangelegd: kronkelende paden, natuurlijke beplanting, heuvels, watervallen, ruïnes en follies (= fantasiegebouw). 
    • Groot contrast met strakke, symmetrische tuinen van Neoclassicisme (bijv. Versailles).
    Lieven Rosseels: "Kronenburgerpark", 1880 Nijmegen

    Slide 21 - Tekstslide

    Huiswerk
    Lezen en maken 4.1 en 4.2

    Slide 22 - Tekstslide