Stijlfiguren 16 februari

Maandag 22 februari
Start paragraaf woordenschat
Huiswerk: startopdracht, opdracht 1 + 2

Toets hoofdstuk 4: vrijdag 19 maart
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Maandag 22 februari
Start paragraaf woordenschat
Huiswerk: startopdracht, opdracht 1 + 2

Toets hoofdstuk 4: vrijdag 19 maart

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:

Je herkent twee nieuwe stijlfiguren in een tekst: een pleonasme of tautologie.

Je ziet of het om een stijlfiguur of een stijlfout gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is hier dubbel gezegd?

Het hondje deed om half tien 's avonds een plasje in de witte sneeuw. 

Slide 3 - Tekstslide

Verbeteren

Het hondje deed om half tien 's avonds een plasje in de witte sneeuw. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is hier dubbel gezegd? 

Aan het einde van de voorstelling daalde het gordijn langzaam naar beneden. 

Slide 5 - Tekstslide

Verbeteren

Aan het einde van de voorstelling daalde het gordijn langzaam naar beneden.
 

Slide 6 - Tekstslide

Pleonasme
Een pleonasme kan een versterking zijn van een beeld dat je wilt schetsen. Er wordt een eigenschap van het beeld genoemd. 

Voorbeelden: natte tranen, groen gras, witte sneeuw


Slide 7 - Tekstslide

Wat is hier dubbel gezegd? 


Daar doe ik nooit en te nimmer meer aan mee!

Slide 8 - Tekstslide

Verbeteren

Daar doe ik nooit meer aan mee!

Daar doe ik te nimmer meer aan mee!

Slide 9 - Tekstslide

Wat gaat hier fout?


Vanzelfsprekend zal ik dat werk natuurlijk wel afmaken. 

Slide 10 - Tekstslide

Verbeteren

Vanzelfsprekend zal ik dat werk wel afmaken. 

Dat werk zal ik natuurlijk wel afmaken. 

Slide 11 - Tekstslide

Tautologie
Tautologie: er wordt twee keer hetzelfde gezegd (met verschillende woorden)

Voorbeelden geaccepteerde tautologie: 'gratis en voor niets', 'zeker en vast' of 'list en bedrog'. 

Voorbeelden van overbodige herhaling zijn: Wat een 'vrolijk en blij' kind, ik heb dat 'nooit niet' gewild, die boeken zijn 'identiek hetzelfde' of: 'want ik wil immers' nooit slapen.  

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguur of stijlfout
Stijlfiguur: versterkt het effect - is correct.  
In gedichten of bekende uitdrukkingen komt het veel voor.

Stijlfout: onnodige herhaling - is incorrect.
In normale geschreven of gesproken teksten is het niet nodig.
 

Slide 13 - Tekstslide

De bal is omlaag gevallen.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 14 - Quizvraag

De bal is omlaag gevallen
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 15 - Quizvraag

Vaak en dikwijls gebeurt het.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 16 - Quizvraag

Vaak en dikwijls gebeurt het.
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb het zelf persoonlijk afgeleverd.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb het zelf persoonlijk afgeleverd.
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 19 - Quizvraag

Nog even iets extra's:
Pleonasme: De eigenschap van het beeld wordt herhaald. De woorden die gebruikt worden, behoren niet tot dezelfde woordsoort. Witte sneeuw =  BN + ZN

Tautologie: je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. Hier worden wel vaak dezelfde woordsoorten gebruikt. Hij is vrolijk en blij! = BN + BN

Let op: soms maken een pleonasme of een tautologie een tekst sterker.  Soms juist niet. Hier gaan we in een volgende les op in.

Slide 20 - Tekstslide

Ze zijn identiek gelijk aan elkaar.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 21 - Quizvraag

Ze zijn identiek gelijk aan elkaar.
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 22 - Quizvraag

Wil je dat eens hardop voorlezen?
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 23 - Quizvraag

Wil je dat eens hardop voorlezen?
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 24 - Quizvraag

De antwoorden van de toets lagen open en bloot op tafel.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 25 - Quizvraag

De antwoorden van de toets lagen open en bloot op tafel.
A
stijlfiguur
B
stijlfout

Slide 26 - Quizvraag

Wat snap je nu het best?
A
pleonasme
B
tautologie
C
stijlfiguren
D
stijlfouten

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
H4 woordenschat (stijlfiguren 3)
Maken: startopdracht + opdracht 1 en 2

Slide 28 - Tekstslide