Laatste les voor TW3

4H Herhalingsquiz 

H5
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4H Herhalingsquiz 

H5

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de naam van het volgende zout.

A
aluminiumhydroxide
B
Acetaatjoodhydride
C
aluminiumoxohydride
D
aluminiumtrihydroxide

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de naam van het zout met de formule:
FeCl3
A
ijzertrichloride
B
ijzer(II)chloride
C
ijzerchloride
D
ijzer(III)chloride

Slide 3 - Quizvraag

Een bepaald dubbelzout bestaat uit de volgende ionen:


Wat is een mogelijke verhoudingsformule voor dit dubbelzout?
Fe3+,Ca2+,Cl,CO32
A
FeCaClCO3
B
FeCaCl(CO3)2
C
Fe2Ca2Cl4(CO3)2
D
Fe4Ca2Cl8(CO3)6

Slide 4 - Quizvraag

"Hydraat" in de naam van een zout betekent dat het zout:


A
oplosbaar is in water
B
watermoleculen afstoot
C
watermoleculen bevat
D
met water kan reageren

Slide 5 - Quizvraag

Geef de lading van het lood-ion in dit dubbelzout:

Pb3(OH)2(CO3)2
A
+6
B
-6
C
+2
D
-3

Slide 6 - Quizvraag

Tijdens het oplossen van een vast zout komen alle ionen los van elkaar in het water terecht.
In formules wordt het dan:
NaCl (s) → Na⁺ (aq) + Cl⁻(aq)

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃ → Na⁺ + 2 CO₃²⁻
B
Na₂CO₃ → Na₂⁺ + CO₃²⁻
C
Na₂CO₃ → 2 Na⁺ + CO₃²⁻
D
NaCO₃ → Na⁺ + CO₃²⁻

Slide 8 - Quizvraag

Je maakt een natriumfosfaat oplossing en een zinkchloride oplossing. Geef de oplosvergelijking van beide zouten (natriumfosfaat en zinkchloride)

Slide 9 - Open vraag

natriumfosfaat
Na3PO4 (s) → 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)

zinkchloride
ZnCl2 (s) → Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
Oplosvergelijkingen

Slide 10 - Tekstslide

We voegen beide oplossingen samen. Wat wordt de neerslag vergelijking

Slide 11 - Open vraag

natriumfosfaat
Na3PO4 (s) → 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)

zinkchloride
ZnCl2 → Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Neerslagreactie
3 Zn2+ (aq) + 2 PO43- (aq) → Zn3(PO4)2 (s)
Oplosvergelijkingen

Slide 12 - Tekstslide

Als ik kopersulfaat is een wit poeder wat goed oplosbaar is in water, welke kleur heeft mijn oplossing?
A
Kleurloos
B
Blauw
C
Groen
D
Wit

Slide 13 - Quizvraag

Welke kleur heeft de nikkelchloridehexahydraat?
A
Bruin
B
Geel
C
Groen
D
Blauw

Slide 14 - Quizvraag

Molariteit
Voorbeeld:
Wanneer 0,6 mol CaCl₂ (s) opgelost wordt in 0,4 L is de molariteit van calcium- en chloride-ionen:
CaCl₂ (s)                     →      Ca²⁺ (aq) +     2 Cl⁻(aq)

                                              x = 0,6/0,4 = 1,5 mol/L

mol
0,6
x
L
0,4
1

Slide 15 - Tekstslide

0,70 mol natriumchloride wordt opgelost in 0,5 L water.
Hoe groot is [Na⁺(aq)] in mol/L

Slide 16 - Open vraag

Molariteit en concentratie
Omrekenen van g/L naar mol/L
Hiervoor ga je omrekenen van gram naar mol.
Nodig: molaire massa van de stof

Slide 17 - Tekstslide


Wat is de [Ca2+(aq)] als men 7,8 g CaF2 in 1 L water oplost?

Slide 18 - Open vraag

Welk cijfer vermoed je te gaan halen?
010

Slide 19 - Poll