Overzicht voor toets H4

4 VWO   H4: ZOUTEN
Overzicht voor toets
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 VWO   H4: ZOUTEN
Overzicht voor toets

Slide 1 - Tekstslide

H4.1 Leerdoelen:
Je kunt de systematische namen en  verhoudingsformules van zouten geven en benoemen.

Dus:  - Je kunt een verhoudingsformule opstellen
         - Je kunt de juiste naam van een zout opschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Eigenschappen van zouten (macro niveau)
en verklaring op micro niveau:
  • vormt kristallen (regelmatige vorm): + en - ionen wisselen elkaar af en daardoor krijg je een regelmatige opbouw
  •  hoog kook- en smeltpunt: ionbinding is een sterke binding
  •  bros: door verschuiving in het kristalrooster komen positieve ionen naast andere positieve ionen en  negatieve ionen naast andere negatieve ionen. Deze stoten af.

Slide 4 - Tekstslide

Eigenschappen van zouten (macro niveau)
en verklaring op micro niveau:

  •  geleiden stroom in vloeibare fase of indien opgelost: ionen laten elkaar los dus heb je in de oplossing/vloeistof deeltjes met een lading die kunnen bewegen (4.2)

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen 
bestaan uit één atoomsoort bijv.  Na+ , Cu2+ , Fe3+, Br- , O2-


Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige
ionen
tabel 1 
blz 15
#100% leren

Slide 7 - Tekstslide

Meerdere ladingen
Sommige metaalionen kunnen meerdere ladingen hebben.
Wanneer dit het geval is, geef je de in de naam van het ion of zout aan met een Romijns cijfer. Dit zie je in Binas 40A

bijv:  Cu   = koper (I) ion
        Cu 2+ = koper (II) ion

       CuCl    = koper (I)chloride !!

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde ionen
Ook groepjes atomen kunnen samen een lading hebben.
Dit noemen we een samengesteld ion.
Deze staan in in Binas 66B en in tabel 1, blz. 15 van je boek.

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde ionen
tabel 1 
blz 15
#100% leren

Slide 10 - Tekstslide

Naam van een zout -> verhoudingsformule
Het geheel van een zout is neutraal.
De formule van een zout geeft (de zo klein mogelijke) verhouding weer waarin de zouten voorkomen.
Zie ook binas 40 A en 66B,  leer ook tabel 1 op blz 15 van je boek.

bijv: natriumfluoride bestaat uit Na en F-
       bij een neutraal geladen stof is de verhouding Na+ : F- = 1 : 1
                                                                        dus:  NaF (s)


       CuCl    = koper (I)chloride !!

Slide 11 - Tekstslide

Naam van een zout -> verhoudingsformule
Let op: in de naam van een zout komt geen telwoord (di, tri, enz voor).
bijv: magnesiumchloride bestaat uit Mg2+ en Cl- 
        bij een neutraal geladen stof is de verhouding Mg2+ : Cl- = 2 : 1                                                                           dus MgCl2 (s)




     

Slide 12 - Tekstslide

Verhoudingsformule met samengestelde ionen
bijv:  magnesiumfosfaat bestaat uit Mg2+  en PO43-
       bij een neutraal geladen stof is de verhouding  Mg2+ en PO43-= 3 : 2
                                                                         dus:  Mg3(PO4)2

      Let op de haakjes en geen ladingen in de formule van een vast zout.


 

Slide 13 - Tekstslide

Verhoudingsformule -> naam 
Eerst positief ion, dan negatief ion met uitgang -ide
Denk ook aan de eventuele Romijnse cijfers

bijv:   NaCl          natriumchloride     
         SnO           tin(II)oxide           (waarom Romijns cijfer 2?)

         K2O           kaliumoxide   (geen telwoord in de naam!) 



                                           

Slide 14 - Tekstslide

Verhoudingsformule -> naam


Uitzondering: samengestelde ionen krijgen niet de uitgang -ide:
MgCO     magnesiumcarbonaat
                                           
                                          Zie blz 17 stappenplan en voorbeeldopgave

Slide 15 - Tekstslide

H4.2 Leerdoelen&succescriteria
In deze les leer je wat er gebeurt bij het oplossen van zouten:
  1. je kunt uit Binas45A  afleiden of een zout goed oplosbaar is
  2. je kunt een oplosvergelijking geven van een zout
  3. kun je uitleggen wanneer een oplossing (on)verzadigd is

Slide 16 - Tekstslide

Oplossen  van zouten
In de animatie hiernaast zie je wat er op microniveau gebeurt als een zout goed oplosbaar is in water: de ionen laten elkaar los en worden omringd door moleculen water. Dit proces heet hydratatie.

Slide 17 - Tekstslide

Binas tabel 45A
In tabel 45A kun je opzoeken of een zout goed oplost in water.

PAK NU JE BINAS ERBIJ

Slide 18 - Tekstslide

Binas 45A
  • wat betekenen de letters "s", "m" en "g"?
  • is het zout zilverchloride goed oplosbaar in water?
  • is het zout magnesiumsulfaat goed oplosbaar in water?
  • welke positieve ionen geven altijd een goed oplosbaar zout?
  • welk negatief ion geeft altijd een goed oplosbaar zout?
  • (thuis) zelf oefenen > opgave 8 en 9

Slide 19 - Tekstslide


Onthoud:
  • alle zouten met als positief ion kalium, natrium en ammonium zijn altijd goed oplosbaar
  • alle zouten met als neg. ion een nitraat zijn goed oplosbaar
NOTEER & LEER

Slide 20 - Tekstslide

oplosvergelijking van aluminiumsulfaat: alle ionen laten elkaar los, er ontstaan 2 losse aluminiumionen en 3 losse sulfaationen
 Geef de oplosvergelijking van aluminiumsulfaat
1. noteer eerst de juiste verhoudingsformule van het zout voor de pijl. 
2. Noteer daarna de losse ionen MET lading erbij na de pijl. 

3. Vergeet niet kloppend te maken. Zet de getallen op de juiste plek
NOTEER & LEER

Slide 21 - Tekstslide

Oplosbaarheid van een zout
  • Geeft hoeveelheid stof aan die kan oplossen in een oplosmiddel bij bepaalde temperatuur.
  • Als maximale hoeveelheid zout is opgelost: verzadigde oplossing
  • Niet het geval? Onverzadigde oplossing
onverzadigde
oplossing
verzadigde
oplossing

Slide 22 - Tekstslide

H4.2 (vervolg) Leerdoelen:
Aan het eind van deze les:
  • kun je de reactievergelijking geven van metaaloxiden met water
  • kun je de indampvergelijking geven van een zout

Slide 23 - Tekstslide

Metaaloxiden en water
4 metaaloxiden reageren met water:
Na2O, K2O, CaO en BaO

Reactievergelijking:
CaO (s) + H2O (l) --> Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
Tabel op blz. 24 moet je kennen! 

Slide 24 - Tekstslide

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
2 NO3- (aq) + Ca2+ (aq) --> Ca(NO3)2                     (s)
vóór de pijl                              na de pijl
losse ionen (aq)               -->  zoutformule (s)  

Schrijf in je schrift de indampvergelijking van natriumsulfide.

 

Slide 25 - Tekstslide

Indampvergelijkingen
Opstellen indampvergelijking
1) noteer de losse ionen MET lading voor de pijl.
2) noteer de verhoudingsformule van het vaste zout na de pijl.
3) maak de vergelijking kloppend.

Slide 26 - Tekstslide

H4.4 opgave 7
  • een oplossing van ijzer(III)chloride wordt gemengd met een oplossing van natriumfosfaat.  Ga na of er een neerslag ontstaat. Neem de tabel over en vul in, gebruik tabel 45A.




  • Geef de vergelijking van de neerslagreactie. 
       Fe3+ (aq) + PO43- (aq) -> FePO4 (s)
ionen in de oplossing
Cl-
PO43-
Fe3+
g
s
Na+
g
g

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen H4.3:
Aan het eind van deze les:
  • kun je uitleggen wat een dubbelzout is.
  • kun je uit de formule van een (dubbel)zout afleiden wat de lading van de ionen is
  • kun je de naam en formule geven van een hydraat

Slide 28 - Tekstslide

dubbelzout =
een zout waarin twee of meer verschillende positieve ionen en/of negatieve ionen in het ionrooster zitten.
azuriet Cu₃(CO₃)₂(OH)₂   

Slide 29 - Tekstslide

azuriet
Welke lading hebben de koperionen in azuriet?
Uitwerking:
  • 2 CO32- ionen hebben samen een lading van 4-
  • 2 OH- ionen hebben samen een lading van 2-
  • --> dus de totale negatieve lading is 6-
  • --> dan moet er ook een totale positieve lading zijn van 6+
  • --> deze lading van 6+ is verdeeld over 3 koperionen
  • --> de lading van één koperion is 6+ / 3 is dus  2+           


azuriet Cu₃(CO₃)₂(OH)₂   

Slide 30 - Tekstslide

onbekend ion afleiden
Het zout kaliumdichromaat (K2Cr2O7)  bestaat uit kalium-ionen en dichromaat-ionen. Geef de formule van het dichromaat-ion. 

uitwerking:
kaliumionen zijn K+, dus de rest van de formule is dichromaat
omdat het gehele zout ongeladen is, moet dit ion een lading 2- hebben
antwoord: Cr2O72-

Slide 31 - Tekstslide

dubbelzouten oplossen
Het oplossen van dubbelzouten gaat hetzelfde als bij gewone zouten: ALLE ionen laten elkaar LOS
bijv. Geef de oplosvergelijking van chroom(III)aluin, CrK(SO4)2
uitwerking:
CrK(SO4)2(s) -> Cr3+(aq) + K+(aq) + 2 SO42-(aq)

Slide 32 - Tekstslide

hydraten
Sommige zouten kunnen watermoleculen opnemen in hun ionrooster.
  • het zout noem je dan een hydraat
  • de opgenomen watermoleculen noem je kristalwater

Het aantal watermoleculen dat wordt opgenomen vind je terug in de naam:
  • CuSO4 (s) is (wit) kopersulfaat
  • CuSO4.5H2O (s) is (blauw) kopersulfaatpentahydraat
Binas tabel 66C
telwoorden

Slide 33 - Tekstslide

macro
micro
CuSO4 (s)
CuSO4.5H2O (s)

Slide 34 - Tekstslide

reactie's van hydraten
oplossen     CuSO4.5H2O (s) -> Cu2+ (aq) + SO42- (aq) + 5 H2O (l)

verhitten      CuSO4.5H2O (s) -> CuSO4 (s) + 5 H2O (g)
                     blauw kopersulfaat     wit kopersulfaat

Slide 35 - Tekstslide

H4.4 Leerdoelen 

  • Je in een oplossing de molariteit van een stof berekenen
  • Je kan in een oplossing de molariteit van ionen berekenen

Slide 36 - Tekstslide

Molariteit
= concentratie van een stof in
mol per Liter
notatie:
[C12H22O11] = 0,58 mol / L
[C12H22O11] = 0,58 mol L-1
[C12H22O11] = 0,58 M

Slide 37 - Tekstslide

Notatie molariteit
Onthoud:
  • met [ ... ] bedoelen we altijd de concentratie van een stof in mol per Liter
  • tussen [ ....] staat de stof of het deeltje
  • mol per Liter wordt vaak afgekort tot M
  • soms hebben we het over mM, dat betekent mmol / liter.




Slide 38 - Tekstslide

Om te weten wat de molariteit van de ionen is in een oplossing, moet je kijken naar de molverhouding in de oplosvergelijking:
NaCl(s)   -> Na+(aq)   + Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol         :  1 mol
CaCl2(s) -> Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol          :  2 mol
Molariteit van ionen in zoutoplossingen

Slide 39 - Tekstslide

Even oefenen 
met M & M
Bereken de molariteit van de natriumionen wanneer je 4,5 gram natriumcarbonaat oplost in 50 mL water.
1. oplosvergelijking
2. molverhouding
3. gegeven / gevraagd
4 .....

Slide 40 - Tekstslide