chapitre 5 les adjectifs

Chapitre 5 Grandes Lignes
faire du shopping, les vêtements, les prix, les couleurs 

Grammaire : les adjectifs (bijvoeglijk naamwoord)

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 5 Grandes Lignes
faire du shopping, les vêtements, les prix, les couleurs 

Grammaire : les adjectifs (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 1 - Tekstslide

l'adjectif

Slide 2 - Woordweb

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Jean-Claude est petit. C'est un petit garçon.

Antoinette est petite. C'est une petite fille.

Slide 3 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Pierre et Raoul sont petits. 
Ils sont des petits garçons.
 
Morgane et Sophie sont petites.
Elles sont des petites filles. 

Slide 4 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Le T-shirt est bleu. C'est un T-shirt bleu.


La jupe est bleue. C'est une jupe bleue.

Slide 5 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Les T-shirts sont  bleus. Ce sont des  T-shirts  bleus.

Les  jupes sont  bleues. Ce sont  des  jupes bleues.

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
het werkwoord
B
het zelfstandig naamwoord
C
het lidwoord
D
het aanwijzend vnw

Slide 7 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een....
A
s
B
e

Slide 8 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een...+ ...
A
e + s
B
e + r

Slide 9 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden krijgt het bijv naamwoord... :
A
e
B
s
C
niets
D
es

Slide 10 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een
A
s
B
e

Slide 11 - Quizvraag

l'adjectif
Sommige bijvoeglijke naamwoorden  VERANDEREN NIET
mannelijk = vrouwelijk
omdat ze met een "e" al eindigen
alleen in het meervoud krijgen ze een "s"
rouge, jaune, jeune...

Slide 12 - Tekstslide

la veste est
A
rouge
B
rouges

Slide 13 - Quizvraag

le jean est
A
jaunes
B
jaune

Slide 14 - Quizvraag

le t-shirt est
A
grande
B
grand

Slide 15 - Quizvraag

les lunettes de soleil sont
A
noirs
B
noires

Slide 16 - Quizvraag

la ceinture est
A
vert
B
verte

Slide 17 - Quizvraag

le sac à dos est
A
beau
B
belle

Slide 18 - Quizvraag

de onregelmatige vormen
beau    belle
nouveau   nouvelle
vieux    vieille
bon   bonne


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

2 La grammaire : les adjectifs qualificatifs - la place - les formes+ la chanson
On répète la chanson:
beau-bon-joli
haut-long-petit
vieux-mauvais-méchant
jeune-nouveau-gros-grand
premier-dernier
Deze bijvoeglijke naamwoorden komen vóór het zelfstandig naamwoord.
Alle andere ERACHTER !!!

Slide 21 - Tekstslide

J'achète un
A
bleu tee-shirt
B
tee-shirt bleu

Slide 22 - Quizvraag

Jacques est un
A
garçon petit
B
petit garçon

Slide 23 - Quizvraag

Nathalie est
A
grande
B
grand
C
grands
D
grandes

Slide 24 - Quizvraag

Les deux filles sont
A
beaux
B
beau
C
belle
D
belles

Slide 25 - Quizvraag

le pantalon est
A
beau
B
petite
C
chère
D
belle

Slide 26 - Quizvraag

la jupe est
A
cher
B
petit
C
grand
D
chère

Slide 27 - Quizvraag

les lunettes de soleil sont
A
cher
B
chère
C
chères
D
chers

Slide 28 - Quizvraag

les jouets sont
A
petites
B
petits
C
petit
D
petite

Slide 29 - Quizvraag

le magasin est
A
grande
B
petite
C
nouvelle
D
nouveau

Slide 30 - Quizvraag

le footballeur est
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 31 - Quizvraag

les chaussures sont
A
blanc
B
bleue
C
vert
D
blanches

Slide 32 - Quizvraag

le T-shirt est
A
rouges
B
rouge
C
petite
D
belle

Slide 33 - Quizvraag

Mon père a une
A
nouveau voiture
B
nouvelle voiture
C
beau voiture
D
petit voiture

Slide 34 - Quizvraag