chapitre 5 les adjectifs havo 3

Chapitre 5 Grandes Lignes
Grammaire : les adjectifs qualificatifs

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 5 Grandes Lignes
Grammaire : les adjectifs qualificatifs

Slide 1 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Jean-Claude est petit. C'est un petit garçon.

Antoinette est petite. C'est une petite fille.

Slide 2 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Les T-shirts sont  bleus. Ce sont des  T-shirts  bleus.

Les  jupes sont  bleues. Ce sont  des  jupes bleues.

Slide 3 - Tekstslide

Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een....
A
s
B
e

Slide 4 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een...+ ...
A
e + s
B
e + r

Slide 5 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden krijgt het bijv naamwoord... :
A
e
B
s
C
niets
D
es

Slide 6 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een
A
s
B
e

Slide 7 - Quizvraag

Les adjectifs

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
vrouwelijk -e
meervoud mannelijk -s
vrouwelijk meervoud -es

Slide 8 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Le T-shirt est bleu. C'est un T-shirt bleu.


La jupe est bleue. C'est une jupe bleue.

Slide 9 - Tekstslide

De vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Pierre et Raoul sont petits. 
Ils sont des petits garçons.
 
Morgane et Sophie sont petites.
Elles sont des petites filles. 

Slide 10 - Tekstslide

l'adjectif
Sommige bijvoeglijke naamwoorden  VERANDEREN NIET
mannelijk = vrouwelijk
omdat ze met een "e" al eindigen
alleen in het meervoud krijgen ze een "s"
rouge, jaune, jeune...

Slide 11 - Tekstslide

la veste est
A
rouge
B
rouges

Slide 12 - Quizvraag

le t-shirt est
A
grande
B
grand

Slide 13 - Quizvraag

les lunettes de soleil sont
A
noirs
B
noires

Slide 14 - Quizvraag

la ceinture est
A
vert
B
verte

Slide 15 - Quizvraag

de onregelmatige vormen
beau    belle  beaux belles
nouveau   nouvelle nouveaux nouvelles
vieux    vieille vieux vieilles
bon   bonne bons bonnes
sportif sportive sportifs sportives
cher chère chers chères
ennuyeux ennuyeuse ennuyeuses
canadien canadienne canadiens canadiennes


Slide 16 - Tekstslide

le sac à dos est
A
beau
B
belle

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

2 La grammaire : les adjectifs qualificatifs - la place - les formes+ la chanson
On répète la chanson:
beau-bon-joli
haut-long-petit
jeune-vieux-grand
gros-mauvais-méchant
nouveau-autre - premier..(rangtelwoorden)...dernier.  
Deze bijvoeglijke naamwoorden komen vóór het zelfstandig naamwoord.
Alle andere ERACHTER !!!

Slide 19 - Tekstslide

luisteroefening
1 Morgane lacht omdat ze denkt dat Arthur een grapje maakt.
2 Morgane had liever iets anders gedaan die middag. 
3Arthur is onder de indruk van het sportschema van
  Morgane. 
4 Morgane denkt dat ze wel van Arthur kan winnen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Morgane had liever iets anders gedaan die middag.
A
vrai
B
faux

Slide 22 - Quizvraag

Morgane lacht omdat ze denkt dat Arthur een grapje maakt

A
vrai
B
faux

Slide 23 - Quizvraag

Arthur is onder de indruk van het sportschema van Morgane.

A
vrai
B
faux

Slide 24 - Quizvraag

Morgane denkt dat ze wel van Arthur kan winnen.
A
vrai
B
faux

Slide 25 - Quizvraag



De titel van dit fragment is Le grand sportif. Op wie is deze titel van toepassing? Op Arthur, Morgane of allebei? Leg je antwoord in 25 tot 30 woorden in het Nederlands uit.

Slide 26 - Open vraag

J'achète un
A
bleu tee-shirt
B
tee-shirt bleu

Slide 27 - Quizvraag

Jacques est un
A
garçon petit
B
petit garçon

Slide 28 - Quizvraag

Nathalie est
A
grande
B
grand
C
grands
D
grandes

Slide 29 - Quizvraag

Les deux filles sont
A
beaux
B
beau
C
belle
D
belles

Slide 30 - Quizvraag

le pantalon est
A
beau
B
petite
C
chère
D
belle

Slide 31 - Quizvraag

la jupe est
A
cher
B
petit
C
grand
D
chère

Slide 32 - Quizvraag

les lunettes de soleil sont
A
cher
B
chère
C
chères
D
chers

Slide 33 - Quizvraag

les jouets sont
A
petites
B
petits
C
petit
D
petite

Slide 34 - Quizvraag

le magasin est
A
grande
B
petite
C
nouvelle
D
nouveau

Slide 35 - Quizvraag

le footballeur est
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 36 - Quizvraag

les chaussures sont
A
blanc
B
bleue
C
vert
D
blanches

Slide 37 - Quizvraag

le T-shirt est
A
rouges
B
rouge
C
petite
D
belle

Slide 38 - Quizvraag

Mon père a une
A
nouveau voiture
B
nouvelle voiture
C
beau voiture
D
petit voiture

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video