COM 3.2 KO

• Communicatie
• MBO
• Studiejaar 3

Communicatie 3.2

Com PW H17 Crisissituaties

H 18 Conflictsituaties en conflicthantering

GPM B H1.10 en 18.1, 18.2 en 18.4

Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat zijn 3 uiterlijke, direct zichtbare, kenmerken van 'The Wave'?

2. Waarom was het voor veel leerlingen aantrekkelijk deel uit te maken van 'The Wave'?

3. Waarom was 'The Wave' vooral voor Robert zo aantrekkelijk?

4. Welke kritiek hadden Laurie en haar moeder op 'The Wave'?

5.Welke gevolgen had deze kritiek voor Laurie?

6. Aan het eind van de film huilt Robert. Bedenk twee redenen voor dit gedrag.

Crisissituaties

Crisissituaties

Persoonlijke crisis: een ernstige plotselinge verstoring van het dagelijks leven als gevolg van een emotioneel ingrijpende gebeurtenis

(Afhankelijk van iemands persoonlijke beleving en de mate waarin de situatie ingrijpt in iemands persoonlijk leven)

De mate waarop ik uit balans raak bij een persoonlijke crisis is:

0100

Opdracht 'casus schrijven'

In tweetallen schrijf je een casus van tenminste een half a4 met daarin een volledig uitgewerkte persoonlijke crisissituatie, zonder oplossing.

(Kies 1 van de volgende 4 onderwerpen als uitgangspunt: Verliessituatie, Ernstig ziek/beperkt raken, slachtoffer van geweld, slachtoffer van ernstig ongeval)

Opdracht: 'Casus uitspelen'

Vorm groepjes van 4. Je krijgt 2 casussen. 

Kies 1 casus en verdeel rollen (Prof, collega, 2 observatoren/film)

Soorten conflicten

1. Inhoudelijk conflict
2. Belangenconflict (tijd, geld, macht, enz.)
3. Sociaal-emotioneel conflict 

Conflictbeschrijving

Beschrijf in tweetallen kort een situatie waarin sprake is van een behoefteconflict tussen twee personen. (denkbeeldig of meegemaakt)

Beschrijf de situatie, niet de oplossing!

Uitwerking scenario conflict

Schrijf een scenario waarin dit conflict escaleert. Je beschrijft precies op wat er gebeurt, wat er gezegd wordt en hoe daar weer op gereageerd wordt. 

Schrijf een tweede scenario. Kies voor jezelf 1 van beide rollen en beschrijf hoe JIJ zou reageren als je deze persoon was

Niet-effectieve conflicthanteringsstijlen

1. Forceren en vechten
2. Ontlopen en vermijden
3. Aanpassen en toegeven 

Effectieve conflicthanteringsstijlen

1. Samenwerken en oplossen
2. Onderhandelen en een compromis zoeken

Vergelijk

Zoek het andere duo die voor dezelfde situatie 2 scenario's heeft beschreven. Vergelijk en noteer de belangrijkste conclusies:

Zijn er veel verschillen in scenario's of overeenkomsten? (beschrijf)

Welke niet-effectieve manieren van omgaan met conflicten herken je? (beschrijf)

In hoeverre wordt er in de tweede scenario's effectief omgegaan met conflicten? wat is goed en kan beter? (beschrijf)

Opdracht: 'Casus uitspelen'

1. Vorm groepjes van 4. Je krijgt 2 casussen. 

Kies 1 casus en verdeel rollen (Prof, collega, 2 observatoren/film)

Speel het 2 keer uit: 

De 1e keer kiest 1 iemand ervoor zich aan te passen aan de ander. (evalueer met punt 8 uit reader) (5-8 min.)

De 2e keer hebben jullie de intentie samen tot een oplossing te komen. 

(zie reader punt 7, evalueer met punt 9 uit de reader) (5-8 min.)

Opdracht 'Terugblikken'

1. Kies met elkaar 1 minuut uit het gesprek die jullie klassikaal willen laten zien als voorbeeld. (gelukt of niet gelukt)

2. Vraag de klas naar wat ze vinden van dit fragment

3. Koppel terug waarom jullie dit een (niet) gelukt voorbeeld vinden

Crisissituaties in het PW

Preventie door:

1. Het voorkomen van escalatie

2. Voorkomen van herhaling

Het doorstaan van een crisis

1. Kalm blijven
2. Voorbereiden op een evt crisis
3. flexibel zijn
4. gewone werkzaamheden laten doorgaan
5. prioriteiten stellen
6. aandacht voor emoties kinderen
7. betrek kinderen bij de oplossing
8. aandacht voor ouders 

Organisatiecrisis

Organisatiecrisis

DWDD (Langdurige arbeidsconflicten of onvrede onder personeel)

SIS (Falende ICT, bijv. hack)

Peter R. de Vries/mesje KO (Een geweldsmisdrijf binnen de organisatie)

Gijzeling, ontvoering, afpersing, chantage, fraude

Natuurramp

Crisis tot trauma

1. Ingrijpende gebeurtenis (geen traumatische ervaring)

2. Traumatische ervaring (nare herinnering, geen trauma)

3. Traumatische herinnering (psychotrauma)

Hoe het kind reageert hangt af van:

1. Het kind zelf, veerkracht en hoe die in het leven staat

2. Leeftijd en wat het kind begrijpt

3. Hoe anderen in de omgeving reageren

4. De mate waarin het kind steun krijgt

Tweegesprek

Bepaal in tweetallen wie begeleider en wie kind is

Neem een kind tussen de 3 en 8 jaar en bedenk samen welk trauma ze meemaken

Ga met het kind in gesprek en probeer zo goed mogelijk ondersteuning te bieden.

Hoe kijk je terug? Wat moet blijven, wat zou je nog toevoegen?