2F 14-04

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


Slide 1 - Tekstslide

Als je je niet aan de regels houdt
  1.  Mondelinge waarschuwing.
  2. Naam op het bord met het 1e streepje achter je naam.
  3. 2e streepje = nablijven of uitgestuurd.

Slide 2 - Tekstslide

Programma 2F maandag 14-04
Terugblik associatie en overeenkomst.
Terugblik fictieopdrachten.
Volgende deel van het verhaal luisteren.
Opdrachten maken.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen


Heb je dyslexie? Dan mag je een verhaal voor laten lezen op je Chromebook.




Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het woord woord associatie ook alweer?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het woord associatie
Als ik het woord ‘zee’ hoor, is mijn eerste associatie ‘vakantie’.
(Je denkt meteen aan iets dat erbij past.)


Slide 7 - Tekstslide

Het woord associatie
Bij het zien van een clown is mijn associatie ‘lachen’, maar iemand anders denkt aan ‘eng’.
(Verschillende mensen kunnen iets anders voelen of denken bij hetzelfde woord of beeld.)


Slide 8 - Tekstslide

Het woord associatie
De kleur rood roept bij mij de associatie op van liefde, maar ook van gevaar.
(Een woord of kleur kan meerdere gedachten of gevoelens oproepen.)

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent het woord overeenkomst ook alweer?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden met het woord overeenkomst
Tussen een appel en een peer is er een duidelijke overeenkomst: het zijn allebei vruchten.
(Je laat zien wat ze gemeen hebben.)

Jij en ik hebben een overeenkomst: we houden allebei van gamen.
(Je benoemt iets wat jullie allebei hebben of doen.)

De overeenkomst tussen een film en een boek is dat ze allebei een verhaal vertellen.
(Je vergelijkt twee dingen en benoemt wat hetzelfde is.)

Slide 12 - Tekstslide

Je cijfer voor Fictie 2
Je krijgt een aantal fictieopdrachten.
Die lever je in en die kijk ik na.

Voor vandaag moest je de fictieopdracht van les 3 inleveren in Som2day.

Slide 13 - Tekstslide

We gaan beginnen met les 4. Eerst een korte inleiding...

Slide 14 - Tekstslide

Wat zien we hier? 

Wat weet je daarover?

Wat doet het?

Slide 15 - Tekstslide

Het verhaal van Rick is een soort machine
Rick bedenkt een plan en voert dit uit. Hij heeft bepaalde beweegredenen om te doen wat hij doet. Alles wat hij doet, heeft gevolgen. Het is als een machine met tandwielen die beginnen te draaien.

Slide 16 - Tekstslide

Luisteren naar het verhaal
  • We gaan luisteren naar hoofdstuk 11 t/m 15 (+- 25 minuten).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link