Overal NaSk HV hfst 2.1 licht en zicht (kopie)

2.1 licht en zicht
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2.1 licht en zicht

Slide 1 - Tekstslide

Wordt deze vrouw echt opgetild door een grote hand?

Hoe zou je zo’n foto kunnen maken? 

Slide 2 - Tekstslide

* Licht is een vorm van straling.

* Er zijn meerdere soorten straling zoals ultraviolette straling       en infrarode straling.

* De zon zendt licht uit. 

* Licht beweegt langs rechte lijnen.
* Dit licht doet er ruim acht 
   minuten over om de aarde  
   te bereiken.

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Het electromagnetisch spectrum.

Radiogolven (radio, televisie en 
                        mobiele telefoon)
Microgolven (magnetron)
Infrarood (warmtestraling)

Licht
Ultraviolet (wordt je bruin van)
Röntgenstraling (röntgenfoto’s)
Gammastraling (radioactieve straling)

Slide 4 - Tekstslide

zichtbaar licht
Het zichtbare deel van de straling noemen we licht.

Dit noem je het zichtbare spectrum.

Slide 5 - Tekstslide

* Om te kunnen zien heb je licht nodig.

* Je kunt een voorwerp alleen zien als er licht van dat     
   voorwerp in je ogen komt.

* Een voorwerp waarin licht ontstaat noem je een lichtbron.

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijke lichtbronnen

de zon                   
vuur (veroorzaakt door bliksem, extreme hitte)
sterren

Slide 7 - Tekstslide

Kunstmatige lichtbronnen

De gloeilamp         
beeldscherm
ledlampen 
lichtbronnen die door de  mens gemaakt zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Direct en indirect licht.

De maan is geen lichtbron
zij weerkaatst het licht van
de zon. Je noemt het licht
van de maan indirect licht.

Bij directe lichtbronnen
ontstaat licht, bijvoorbeeld een lamp. Dit noem je direct licht.

Slide 9 - Tekstslide


Dit is een 
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron

Slide 10 - Quizvraag

Een bosbrand is een
A
Kunstmatige indirecte lichtbron
B
Kunstmatige directe lichtbron
C
Natuurlijke indirecte lichtbron
D
Natuurlijke directe lichtbron

Slide 11 - Quizvraag

De maan is een
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron
C
Kunstmatige lichtbron
D
Natuurlijke lichtbron

Slide 12 - Quizvraag


Wat zien we hier?
A
Het spectrum van een rode laser.
B
Het spectrum van wit licht.
C
Het spectrum van zwart licht.
D
Het spectrum van een groene laser.

Slide 13 - Quizvraag

Het zichtbare deel van het elektromagnetisch spectrum noem je licht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welk soort licht is warmtestraling?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
wit licht

Slide 15 - Quizvraag

De zon zendt verschillende vormen van straling uit.
Welke vormen van straling kunnen mensen niet zien?

A
infrarood
B
infrarood en ultraviolet
C
infrarood, ultraviolet en licht
D
ultraviolet

Slide 16 - Quizvraag


A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron
C
natuurlijke lichtbron
D
kunstmatige lichtbron

Slide 17 - Quizvraag

2.1 Licht en zicht
Zicht.

Je ziet een voorwerp als er licht van dat voorwerp in je ogen valt.

Slide 18 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Lichtbundel

Een zaklamp of de koplampen van een auto zendt een baan licht uit. Dit noem je een lichtbundel.

Slide 19 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Lichtstralen

Lichtstralen teken je als een rechte lijn met een pijl

Slide 20 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Schaduw

In de schaduw is het donkerder dan erbuiten
.

De plaats van de schaduw vindt je door de lichtstralen te tekenen die langs de rand van het voorwerp gaan.

Slide 21 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Schaduw tekenen 
Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp worden tegengehouden (de randstralen).Tussen deze lichtstralen ligt het gebied waarin het licht niet kan komen.

Slide 22 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Kernschaduw en halfschaduw 

Als een voorwerp door twee 
lampen wordt verlicht ontstaan 
er twee schaduwbeelden.
Op de plaats waar deze beelden
over elkaar heen vallen is de
 schaduw het donkerst. Dit noem
 je kernschaduw.
Naast de kernschaduw zie je de lichtere schaduw van één lampje. Dit noem je de halfschaduw.

Slide 23 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Schaduw
Randstralen zijn de lijnen langs het voorwerp, 
De donkere schaduw is de kernschaduw
De grijze schaduw is de halfschaduw

Slide 24 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht

Slide 25 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
Gezichtsveld is het gebied dat je kunt zien

Zichtlijnen zijn lijnen langs de rand 

Slide 26 - Tekstslide

2.1 Licht en zicht
De rechte lijnen die je trekt van uit je oog langs het sleutelgat noem je zichtlijnen 

Slide 27 - Tekstslide

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag


Hoe noemen we A?
A
Halfschaduw
B
Slagschaduw
C
Kernschaduw
D
Hoofdschaduw

Slide 30 - Quizvraag


Hoe noemen we B?
A
Halfschaduw
B
Slagschaduw
C
Kernschaduw
D
Hoofdschaduw

Slide 31 - Quizvraag

Welke gedeelte(s) van de tekening is een halfschaduw?
A
B
C
A
A
B
B
C
C
D
A en C

Slide 32 - Quizvraag

Een satelliet is 's nachts
zichtbaar als een ster.
Welke term hoort bij
een satelliet?
A
direct licht
B
indirect licht
C
kernschaduw
D
natuurlijke lichtbron

Slide 33 - Quizvraag

Een auto staat onder een lantaarnpaal.
De schaduw van de auto is getekend met
behulp van twee lichtstralen die met een *
zijn aangegeven.
Hoe noem je deze twee lichstralen?
*
*
A
randstralen
B
zichtlijnen
C
kantstralen
D
kernschaduw

Slide 34 - Quizvraag

Welke letters bevinden zich in het gezichtsveld van de persoon?
A
A en D
B
A, B en C
C
C en D
D
A, B, E en F

Slide 35 - Quizvraag

2.1 Licht en zicht
huiswerk

Lees de tekst van deze paragraaf in je leerboek.
Maak de vragen op de digitale methode.

Let op dat je ook vragen in het werkboek moet maken (tekenvragen)!!!!

Slide 36 - Tekstslide

2.1 licht en zicht

Slide 37 - Tekstslide