Alle algemene spelling brugklas

Brugklas overzicht alle spelling
Spellingsoverzicht 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Brugklas overzicht alle spelling
Spellingsoverzicht 

Slide 1 - Tekstslide

Punt:

- Elke zin eindigt met een punt.


Voorbeeld:

De lessen van mevrouw Zeetsen zijn altijd erg leuk.

Vraagteken:

- Staat achteraan een vraag.


Voorbeeld:

Zijn de ijsberen ook een bedreigde diersoort?

Slide 2 - Tekstslide

Uitroepteken:



- Staat achter een uitroep of een bevel.


Voorbeeld:

Hou je mond!

Zit stil!

Pak je boek!

Let op!

Slide 3 - Tekstslide

Komma:

- bij een opsomming

- in een samengestelde zin TUSSEN twee pv's

- tussen bn

- vóór een voegwoord (staat niet in je boek)

Voorbeelden:

- Je hebt je boek, een schrift en potloden nodig.

- Omdat ik ziek was, ben ik niet naar school gegaan.

- Ik heb een lief, klein, zwart hondje.

- James ligt nog op bed, omdat hij erg moe is.

Slide 4 - Tekstslide

Aanhalingstekens

- bij een gesprek

- als je citeert

- een woord speciale aandacht geven

Slide 5 - Tekstslide

regels meervoud

Basisregel:                         -en

1. woorden op -e                        : -s of -n

2. woorden op -a, -i, -o, -u     : 's

3. woorden op -y                        : 's

4. woorden op -ee                     : ën

5. woorden op -ie                       : -ën (soms met extra -e)

6. woorden uit het Latijn          : -i of -a of -s

7. woorden zonder mv              : -

8. woorden op -s/ -f                   : -z of -v

Slide 6 - Tekstslide

Basisregel
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud eindigen op -en

                                   letter erbij         letter weg           letter veranderen
hond-honden      pak-pakken      beer-beren        muis-muizen
paard-paarden    fles-flessen     daad-daden      werf-werven


Slide 7 - Tekstslide

1. woorden op -e
Standaard:              uitgang -s

rente - rentes
horloge - horloges

Soms twee meervouden. Dus dan -s en -en

gedachte - gedachtes/ gedachten




Slide 8 - Tekstslide

2. Woorden op -a, -i, -o, -u

Eindigt een woord op een heldere -a, -i, -o, -u dan krijg je in het mv een uitspraakprobleem.


opa - opa's

ski - ski's

auto - auto's

menu - menu's

Slide 9 - Tekstslide

3. Woorden op -y

A. klinker + -y                            : geen uitspraakprobleem dus -s

B. medeklinker + -y                : uitspraakprobleem dus 's


jockey - jockeys

hobby - hobby's

Slide 10 - Tekstslide

4. woorden -ee
Deze woorden krijgen altijd + -ën.

slee - sleeën
fee - feeën
ree - reeën

Slide 11 - Tekstslide

5. woorden op -ie

A. Klemtoon ligt op -ie     : + -ën

DRIE - drieën

meloDIE - melodieën

geNIE - genieën

B. klemtoon ligt niet op -ie : +n (trema op laatste ë)

BACterie - bacteriën

POrie - poriën

Slide 12 - Tekstslide

6. woorden uit het Latijn
- Eindigen op -um           : meervoud wordt -a
                                                   meervoud op -s mag ook
- Eindigen op us               : meervoud wordt -i

museum - musea/ museums
politicus - politici

Slide 13 - Tekstslide

7. woorden zonder meervoud

Sommige woorden hebben geen meervoud

Ze kunnen dus alleen in het enkelvoud voorkomen.


Warmte - liefde - geduld - hersenen

Slide 14 - Tekstslide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 15 - Tekstslide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 16 - Tekstslide

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 17 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
1. stellende trap                                                                      groot      - lief            - mooi
- iets/ iemand is gelijk/ gelijkwaardig
- je gebruikt 'als'
2. vergrotende trap                                                               groter    - liever       - mooier
- iets/ iemand is verschillend (vergelijkt iets)
- je gebruikt 'dan'
3. overtreffende trap                                                            grootst - liefst        - mooist
- iets/ iemand overtreft alles/ iedereen

Slide 18 - Tekstslide

Trappen van vergelijking (regels)
- Stellende trap                    BN                           vuil
- Vergrotende trap              BN + er(e)            vuiler(e)
- Overtreffende trap           BN + st(e)            vuilst(e)

Er zijn ook afwijkende vormen:        goed - beter - best

Slide 19 - Tekstslide

ALS/ DAN
- ALS gebruik je na stellende trap 
(je kunt er = bij denken)

- DAN gebruik je na vergrotende trap
(je kunt er < en > bij denken)

Slide 20 - Tekstslide