4. Les 10-12-2020

Nederlands 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

meervouden -s
De -s schrijf je er aan vast als dit geen probleem voor de uitspraak oplevert.
televisie-televisies
ruimte-ruimtes

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud -s

Woorden die eindigen op 

-el

-er

-em

-en

-e


 


Slide 3 - Tekstslide

Meervoud -s
lepel  - lepels
gieter  - gieters
bezem  - bezems
jongen -  jongens
meisje - meisjes

Slide 4 - Tekstslide

meervouden -'s
De meervouden eindigen op een 's worden gebruikt om uitspraak problemen te voorkomen.
Dat doe je bij afkortingen zoals
tv's of wc's
en
Dat doe je bij de woorden die eindigen op de letters -i, -o, -u, -a, en -y

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud op -'s
Als een woord eindigt op:
-a
-i
-o
-u
-y

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud op -'s
Een opa --> twee opa's
Een taxi --> twee taxi's
Een auto --> twee auto's
Een paraplu --> twee paraplu's
Een baby --> twee baby's

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

wat is de juiste meervoud van dader ?
A
daads
B
daaders
C
dader's
D
daders

Slide 10 - Quizvraag

wat is het meervoud van euro ?
A
euroos
B
euros
C
euro's
D
euroo's

Slide 11 - Quizvraag

wat is het meervoud van telefoon ?
A
telefoons
B
telefoon's
C
telefonen
D
telefons

Slide 12 - Quizvraag

wat is het meervoud van paraplu ?
A
parapluus
B
paraplus
C
paraplu's
D
para-plus

Slide 13 - Quizvraag

wat is het meervoud van horloge ?
A
horlooges
B
horloge's
C
horloges
D
horlogges

Slide 14 - Quizvraag

wat is het meervoud van baby ?
A
babies
B
babys
C
baby's
D
babie's

Slide 15 - Quizvraag

wat is het meervoud van opname ?
A
opname's
B
opnaames
C
opnames
D
op-names

Slide 16 - Quizvraag

wat is het meervoud van emmer ?
A
emmer's
B
emmeren
C
emmers
D
emers

Slide 17 - Quizvraag

auto ?

Slide 18 - Open vraag

café

Slide 19 - Open vraag

kleuter

Slide 20 - Open vraag

radio

Slide 21 - Open vraag

taxi

Slide 22 - Open vraag

hobby

Slide 23 - Open vraag

menu

Slide 24 - Open vraag

kiwi

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

VERKLEINWOORDEN

Slide 28 - Tekstslide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
stoel-stoeltje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 29 - Tekstslide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 30 - Tekstslide

Radio

A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 31 - Quizvraag

Verdieping

A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingkje
D
Verdiepinkje

Slide 32 - Quizvraag

cd

A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 33 - Quizvraag

café
A
cafétje
B
cafe'tje
C
cafeetje
D
cafee'tje

Slide 34 - Quizvraag

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 35 - Tekstslide