3.2: omdat en als

3.2: omdat en als
Aan het einde van de les kan je een zin maken met de woorden omdat en als
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.2: omdat en als
Aan het einde van de les kan je een zin maken met de woorden omdat en als

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met basisschool.

Slide 2 - Open vraag

Hoofdzinnen
In thema 1.7 heb je geleerd om een zin te maken met twee hoofdzinnen.
Volgorde van een hoofdzin:
Wie of wat - werkwoord - rest van de zin - tweede werkwoord
Ik kan vandaag niet werken, want ik ben ziek
Felix is moe, maar hij kan niet slapen




Slide 3 - Tekstslide

Bijzinnen
In een bijzin verandert de volgorde van de zin:
Het werkwoord staat op de laatste plaats wanneer je omdat of als gebruikt. 

Ik kan vandaag niet werken, omdat ik vandaag ziek ben.
We gaan naar Turkije, als we vakantie hebben

Slide 4 - Tekstslide

Omdat
Met omdat geef je een reden. 
Wanneer iemand een vraag stelt met waarom, geef je antwoord met omdat.
Vraag: Waarom kom je niet naar het feest?
Antwoord: Omdat ik die dag moet werken. 

Slide 5 - Tekstslide

Als
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Stelt iemand een vraag met wanneer? Dan kun je antwoord geven met als. 
Vraag: Wanneer ga je uiteten?
Antwoord: Als ik jarig ben

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord past in de zin?
Mijn moeder is ziek. Ik help haar ____ ik tijd heb.
A
omdat
B
als

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Ik koop een pak koek voor haar, _____ ze dat lekker vindt.
A
omdat
B
als

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Ik laat mijn hond uit, ____ hij moet plassen of poepen.
A
omdat
B
als

Slide 9 - Quizvraag

maak een zin met omdat.

Slide 10 - Open vraag

maak een zin met als.

Slide 11 - Open vraag