HerhalingH3en4

Toetsstof
Arm en Rijk Herhaling H3 en H4 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toetsstof
Arm en Rijk Herhaling H3 en H4 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldsysteem
Centrum - periferie model.
Centrum
Semi-periferie
Periferie. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het wereldsysteem?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Centrum
Semi-
periferie
Periferie
Afzetmarkt
Afzetmarkt
BNP/inw hoog
R&D afdeling
Grondstoffen
Mijnbouw
secundaire sector groot
Urbanisatietempo laag
Brazilië
Eenzijdige eco
primaire sector groot

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mondiale drugshandel
Gebruik bron 1.
Stelling: de productie van en de handel in drugs past in het
centrum-periferiemodel.
  • Geef twee argumenten vóór deze stelling.
  • Geef twee argumenten tégen de stelling. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de productie van en de handel in drugs past in het
centrum-periferiemodel. Geef twee argumenten vóór deze stelling.

Slide 8 - Open vraag

Voorbeelden van juiste argumenten zijn:
− De consumptie vindt vooral plaats in centrumgebieden.
− De verbouw van de grondstoffen voor drugs vindt vooral plaats in perifere gebieden.
− De meeste handelsstromen zijn gericht op centrumgebieden.
de productie van en de handel in drugs past in het
centrum-periferiemodel. Geef twee argumenten tégen de stelling.

Slide 9 - Open vraag

Voorbeelden van juiste argumenten zijn:
− Er zijn belangrijke financiële centra in perifere gebieden.
− In een periferieland als Colombia vindt zowel de teelt als de productie
plaats (het winnen van grondstoffen én de verwerking ervan gebeurt in de periferie).
− Er zijn handelsstromen tussen perifere gebieden (Colombia en WestAfrika).
Beredeneer of de handel van
soja verloopt volgens het
centrum-periferie model (3 punten)

Slide 10 - Open vraag

- De export verloopt niet volgens het centrum-periferiemodel, 
- Je ziet dat soja(producten) zowel naar centrumlanden als semi-perifere landen geëxporteerd wordt.
- Terwijl volgens het centrum-periferie model arme/perifere landen hun grondstoffen exporteren naar centrumlanden.
Beredeneer of de handel van
soja verloopt volgens het
centrum-periferie model (3 punten)

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen vestigingskolonie en exploitatiekolonie? Brazilië? India?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

a. Welk schaalniveau is afgebeeld?
b. Verklaar de spreiding van de steden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eerste industriestad
  • In Manchester begon industriële revolutie -> textielfabrieken

  • Textielfabrieken stonden aan kanaal vlak bij een steenkolenmijn, omdat:                                   - nodig is voor de stoommachines                     - lastig en duur is om te vervoeren

  • Vindtplaats steenkool en transportkosten waren belangrijke locatiefactoren voor een textielfabriek

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 op p.87

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Textielsteden in Nederland

Enschede
Helmond
Tilburg

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transportnetwerk toont aan dat Nigeria niet echt onafhankelijk is. Waarom?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transportnetwerk toont aan dat Nigeria niet echt onafhankelijk is. Waarom?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6
Migranten uit India hebben meer kans op succes in landen als de VS, Canada en het VK dan migranten uit China of Vietnam.
Welke factor draagt bij aan die grotere kans op succes van hooggeschoolde Indiërs?
Noteer het nummer en de titel van de atlaskaart die je antwoord ondersteunt

Slide 19 - Tekstslide

GB:

Veel Indiërs spreken Engels / hebben onderwijs in het Engels gehad, in tegenstelling tot Chinezen en Vietnamezen.
GB 263B, De wereld - Cultuur, Officiële landstalen

De volgende kaarten mogen ook goed gerekend worden:

GB 145A, Azië - Staatkundig, Azië in 1877

GB 145B, Azië - Staatkundig, Azië in 1937 en GB 266D, De wereld - Politiek, Koloniën in 1937
2.7
Veel van de Indiërs die hun land verlaten, zijn hoogopgeleid.

Noteer twee redenen waarom juist hoogopgeleiden uit India zijn vertrokken.

Slide 20 - Tekstslide

In India is geen / te weinig werk op hun niveau.

Zij ontvangen in India (voor hetzelfde werk) lagere lonen dan in meer welvarende landen of landen met een hoger ontwikkelingspeil.

Ontwikkelde landen hebben vaak een tekort aan hoogopgeleid personeel.
2.8
Beredeneer waarom de financiële bijdrage van arbeidsmigranten ook gunstig is voor de informele sector.

Slide 21 - Tekstslide

Eén redenering gevraagd, bijvoorbeeld:

Extra geld uit het buitenland leidt tot meer koopkracht in India, waardoor er meer bestedingen in de informele sector komen.

Door investeringen (in de formele sector) ontstaat er meer werkgelegenheid / koopkracht, waardoor er meer wordt gekocht in de informele sector / er meer financiële ruimte is voor huishoudelijke hulp / liefdadigheid enzovoort (er vindt een ‘doordruppeleffect’ plaats naar de informele sector plaats).


2.9
Geef een mogelijk voordeel van deze remigratie voor India.


Slide 22 - Tekstslide

Eén mogelijk voordeel gevraagd, bijvoorbeeld:

Remigranten nemen veel kennis en ervaring mee terug.

Remigranten investeren in het lokale bedrijfsleven.

Remigranten hebben internationale contacten.
Demografie
  1. Op welke manieren groeit een bevolking?
  • Natuurlijk en sociaal

  1. Welke algemene regel verklaart het dalende geboortecijfer?
  • Hoe meer de welvaart stijgt, hoe lager het geboortecijfer. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Demografie
  1. Wat is gezinsplanning?
  • Aantal kinderen en moment van geboorte plannen. 

  1. Welke twee demografische ontwikkeling zijn zichtbaar in 2020?
  • Vergrijzing en ontgroening. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Demografisch transitiemodel

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat er met het woord "transitie" in het demografisch transitiemodel wordt bedoeld

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

sociale ongelijkheid binnen steden
gated community vs slum

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de twee belangrijkste redenen voor Groot-Brittannië om India te koloniseren?
A
1. slaven 2. vestigingsgebied voor Britten
B
1. afzetmarkt 2.grondstofbehoefte
C
1. grondstofbehoefte 2. slaven
D
1. vestigingsgebied voor Britten 2.afzetmarkt

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Callcenters in India is een voorbeeld van...
A
uitschuiven
B
outsourcing
C
de-instrialisering
D
verstedelijking

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In India is de urbanisatiegraad laag en het urbanisatietempo hoog.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe een hogere mate van alfabetisme kan bijdragen aan culturele diffusie

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een argument waarom het percentage inwoners dat minder dan
$ 1,25 per dag te besteden heeft een betere indicator is voor de armoede in een land dan het bnp per inwoner.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

China 1993 vóór SEZ
7 miljoen inwoners
China 2019 na SEZ
12 miljoen inwoners

Slide 33 - Tekstslide

Door de ontwikkeling van speciale economische zones in het kustgebied heeft de
binnenlandse migratie vooral plaatsgevonden naar de kustzone (oorzaak), waardoor de
bevolkingsspreiding in China ongelijkmatiger is geworden dan in India (gevolg).
Geef een argument waarom het percentage inwoners dat minder dan
$ 1,25 per dag te besteden heeft een betere indicator is voor de armoede in een land dan het bnp per inwoner.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mumbai is een primate city
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt een sloppenwijk in Brazilië genoemd?
A
Slum
B
Bidonville
C
Shanty Town
D
Favela

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Favela (Sao Paulo)
gated community

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de verschillen tussen een oude en nieuwe favela

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

■ Verschillen tussen       oude favela               en           jonge favela’s 

Inkomen
Basisbehoeften


Voorzieningen
Bouwmateriaal
huizen
  • steeds minder laag
  • vaak aanwezig


  • steeds meer 
  • steen
  • erg laag
  • vaak geen schoon water en geen riool

  • nauwelijks
  • golfplaten en   bouwafval 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Regionale ongelijkheid

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar ligt het economische hart van Brazilië?
A
Gebied A
B
Gebied B
C
Gebied C
D
Gebied D

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het economische hart van Brazilië
  • De regio Sao Paulo is het belangrijkste industriële centrum van het land. We noemen Sao Paulo met zijn universiteiten en onderzoeksinstituten ook wel een technopool

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lorenzcurve
  1. Wat kan je in de Lorenzcurve aflezen?
  • Hoe de welvaart in een land over de bevolking verdeeld is. 
  1. Wat kan je zeggen over Brazilië?
  • Inkomensverschillen zijn kleiner geworden, maar nog niet gelijk. 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid
In stad en op platteland.
Sociaal culturele ongelijkheid:
  • Etniciteit speelt een grote rol bij sociale ongelijkheid.
  • Grootgrondbezitters
  • Mestiezen 
  • Mulatten

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies