H3: Ik kan een beeld vormen van het dagelijks leven in de Republiek, door:
S3.1: Ik kan twee oorzaken benoemen waardoor de schilderkunst een bloei doormaakte en daarbij 2 bekende schilders noemen. (r)
S3.2: Ik kan uitleggen waarom de Republiek als tolerant land werd gezien. (r)
S3.3: Ik kan 2 grote denkers en hun invloed benoemen uit de wetenschappelijke revolutie. (r)
H4: Ik kan een beeld vormen van de sociale ladder in de Gouden Eeuw, door:
S4.1: Ik kan benoemen welke keerzijde de term Gouden Eeuw heeft. (r)
S4.2 Ik kan de sociale ladder uit de Gouden Eeuw benoemen. (r)
S4.3 Ik kan vanuit onderzoek benoemen hoe tegenwoordig ongelijkheid onder de bevolking van Nederland nog bestaat. (t/i)