H8.3 Decimale getallen

8.3 Decimale getallen
Decimale getallen optellen
       0,3 + 0,6 = 0,9
       1,9 + 0,15 = 2,05

Decimale getallen aftrekken
      4,6 - 0,8 = 3,8
      2,48 - 1,53 = 0,95
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 14 min

Onderdelen in deze les

8.3 Decimale getallen
Decimale getallen optellen
       0,3 + 0,6 = 0,9
       1,9 + 0,15 = 2,05

Decimale getallen aftrekken
      4,6 - 0,8 = 3,8
      2,48 - 1,53 = 0,95

Slide 1 - Tekstslide

Bereken de volgende som:
2,48 - 0,13

Slide 2 - Open vraag

Bereken de volgende som:
1,9 + 1,8

Slide 3 - Open vraag

Vermenigvuldigen met een kommagetal

5 x 0,3 = 
5 x 3 = 15
5 x 0,3 = 10 keer zo klein dus 1,5

Slide 4 - Tekstslide

nog een voorbeeld
0,8 x 3  =
8 x 3 = 24
0,8 x 3 =  is tien keer zo klein dus 2,4

Slide 5 - Tekstslide

Bereken de volgende som:
6 x 0,7=

Slide 6 - Open vraag

Bereken de volgende som:
8 x 0,3 =

Slide 7 - Open vraag

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 1: de komma blijft op dezelfde plek (0 nullen). 
          5 x 1 = 5
vermenigvuldigen met 10: de komma gaat één naar rechts (1 nul).
          5 x 10 = 50
Vermenigvuligen met 100: de komma gaat twee naar rechts (2 nullen).
          5 x 100 = 500

Slide 8 - Tekstslide

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 0,1: 
De komma gaat één naar links (1 getal achter de komma)
         0,1 x 5 = 0,5
Vermenigvuligen met 0,01: 
De komma gaat twee naar links (2 getallen achter de komma)
         0,01 x 5 = 0,05

Voorbeeld: 0,4 x 2. Dit betekent dat je twee keer de 0,4 hebt. 

Slide 9 - Tekstslide

Bereken de volgende som:
0,01 x 8500 =

Slide 10 - Open vraag

Bereken de volgende som:
10 x 0,023

Slide 11 - Open vraag

Tabel gebruiken voor vermenigvuldigen

Slide 12 - Tekstslide

Bereken de volgde sommen met behulp van een tabel in je schrift.
Als je hem af hebt maak je een foto en stuur je die via teams.
A) 3 x 17,2 =
B) 4 x 16,3 =
C) 6 x 12,1 =

Slide 13 - Tekstslide

Terugblik breuken



Vereenvoudigen
Teller en noemer door het zelfde getal delen. 
Zo klein mogelijk maken.


breuk=noemerteller

Slide 14 - Tekstslide