H4 Herhaling
1 / 33
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat voor soort ongelijkheid zie je hier?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
Slide 2 - Quizvraag
Het officiële deel van de economie.
Slide 3 - Open vraag
Meest ontwikkelde landen
Slide 4 - Open vraag
Afkorting van groot bedrijf dat in meerdere landen fabrieken en kantoren heeft
Slide 5 - Open vraag
Hoeveel je kunt kopen van één dollar
Slide 6 - Open vraag
Geeft aan hoeveel procent van de bevolking kan lezen en schrijven
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel geld je minimaal per dag nodig hebt om van te leven.
A
BBP/hoofd
B
Welvaart
C
Armoedegrens
D
Welzijn
Slide 8 - Quizvraag
Om het welvaart van een land te meten kijken we naar de volgende manieren (zie 4.2).
1.
2.
3.
.
.
.
bbp/hoofd
welzijn
verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
koopkracht
alfabetiseringsgraad
Slide 9 - Sleepvraag
Welvaart berekenen we o.a. met het bbp/hoofd.
Wat is hier een nadeel van?
Wat is hier een nadeel van?
Slide 10 - Open vraag
Welke sector van economische activiteit?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair
D
Informeel
Slide 11 - Quizvraag
Een bol wol is een voorbeeld van een...?
A
Grondstof
B
Halffabricaat
C
Eindproduct
D
globalisering
Slide 12 - Quizvraag
Welke driedeling kun je maken als je de wereld indeelt naar ontwikkelingsgraad?
Slide 13 - Open vraag
Hoe ontwikkeld een land is, kun je vaak weten door te kijken naar de beroepsbevolking. Wat voor soort werk doen de mensen?
Centrum
Periferie
Semi-periferie
Tertiaire sector
Secundaire sector
Primaire sector
Slide 14 - Sleepvraag
Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum
Slide 15 - Sleepvraag
Welke driedeling kun je maken als je de wereld indeelt naar ontwikkelingsgraad?
A
arm-gemiddeld-rijk
B
koplopers-volgers-achterblijvers
C
centrum-semiperiferie-periferie
D
centrumlanden - BRIC's -landenontwikkelingslanden
Slide 16 - Quizvraag
Welk van de onderstaande antwoorden hoort niet bij welzijn?
A
BBP of BNP per hoofd
B
Levensverwachting
C
Alfabetisme
D
Gezondheidszorg
Slide 17 - Quizvraag
Mensen in de beroepsbevolking kunnen in verschillende officiële sectoren werken.
Welke hoort er niet bij?
Welke hoort er niet bij?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Scharreleconomie
Slide 18 - Quizvraag
Welke bewering over het BNP/BBP per hoofd klopt?
A
In arme landen hebben mensen een hoog BBP per hoofd
B
In Nederland heeft de gemiddelde inwoners een laag BBP per hoofd
C
In Duitsland werken veel mensen in de diensten en is het BBP per hoofd hoog
D
In het continent Afrika zijn geen landen met een hoog BBP per hoofd
Slide 19 - Quizvraag
De BRICS-landen zijn landen die steeds meer welvaart krijgen en zich ontwikkelen. Tot welke groep landen kun je deze rekenen?
Slide 20 - Open vraag
Waarom is onderwijs zo belangrijk om de welvaart te laten toenemen?
Slide 21 - Open vraag
Een ander woord voor een arm land is....?
(meerdere antwoorden mogelijk)
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Periferie
B
Centrum
C
Koploper
D
Ontwikkelingsland
Slide 22 - Quizvraag
De welvaart in dit land is...
A
Afgenomen
B
Gelijk gebleven
C
Toegenomen
Slide 23 - Quizvraag
Centrum
Semiperiferie
Periferie
Slide 24 - Sleepvraag
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Geen van beide
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Welk soort ongelijkheid?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Geen van beide
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Geen van beide
Slide 29 - Quizvraag
De wereld krimpt
Globalisering betekent....
Globalisering betekent....
A
Dat landen makkelijker kunnen handelen door open grenzen.
B
Dat veel gebieden toegang hebben tot internet
C
Dat gebieden meer verbonden raken
D
Dat veel gebieden belangrijk zijn in economie
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Hieronder staan een aantal oorzaken en gevolgen van globalisering door elkaar. Plaats ze in de juiste kolom
Oorzaak
Gevolg
De wereld 'krimpt'
De welvaart neemt toe in de wereld
Handelsgrenzen tussen landen verdwijnen steeds meer
Transport wordt steeds goedkoper
