Voorbereiding CE 2F
1 / 21
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer is het examen Lezen en Luisteren 2F?
A
Vanmiddag om 13.00 uur in lokaal C203.
B
Morgen om 10.00 uur in lokaal C203.
C
Dinsdag om 12.00 uur in lokaal C203.
Slide 2 - Quizvraag
Wat moet je bij je hebben om het examen te kunnen maken?
A
Een woordenboek
B
Een pen
C
Een geldig ID
D
Een mobiele telefoon
Slide 3 - Quizvraag
Hoe lang duurt het examen Lezen en Luisteren 2F?
A
45 minuten
B
Weet ik niet.
C
Zo lang als ik bezig ben.
D
90 minuten
Slide 4 - Quizvraag
Hoe lees je een tekst als eerste?
A
Verkennend
B
Intensief
C
Zoekend
Slide 5 - Quizvraag
Wat houdt verkennend lezen in?
A
Je pakt een vergrootglas en kijkt wat er staat.
B
Je kijkt naar titel, tussenkopjes en bron.
C
Je leest de eerste alinea, de kernzinnen van een alinea en het slot.
D
Je leest eerst de vragen.
Slide 6 - Quizvraag
De vragen bij een tekst zijn opvolgorde van de tekst?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Je mag ook eerst met de kijkfragmenten beginnen als je dat wil?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
Welke strategie helpt bij het lezen?
A
Geen aantekeningen maken
B
Alle teksten hardop lezen
C
Vooraf de vragen lezen
D
Sleutelwoorden markeren
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een veelvoorkomend type vraag?
A
Waar of niet waar vragen
B
Meerkeuzevragen
C
Essayvragen
D
Open vragen
Slide 10 - Quizvraag
Hoe herken je hoofd- en bijzaken?
A
Door de afbeelding te bekijken
B
Door de tekst hardop te lezen
C
Door elke zin te markeren
D
Door te letten op kernzinnen
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn bijzaken?
A
De conclusie van het verhaal
B
De titel van het artikel
C
Minder belangrijke informatie in een tekst
D
De centrale boodschap van de tekst
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een hoofdzaak?
A
De belangrijkste informatie in een tekst
B
Een detail dat niet relevant is
C
Een opiniestuk over het onderwerp
D
Een samenvatting van de tekst
Slide 13 - Quizvraag
Wat is beeldspraak?
A
Een soort muziekstijl
B
Een wiskundige formule
C
Een manier om iets te beschrijven. Niet letterlijk bedoeld.
Slide 14 - Quizvraag
Wat helpt bij het begrijpen van moeilijke woorden?
A
Voorbeelden lezen
B
Hardop het woord roepen
C
Synoniemen zoeken
D
Context van de tekst gebruiken
Slide 15 - Quizvraag
Welke functie hebben signaalwoorden?
A
Ze verbinden gedachten en ideeën.
B
Ze geven persoonlijke meningen weer.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een signaalwoord?
A
Daarom.
B
Kleurig.
Slide 17 - Quizvraag
Hoe helpen signaalwoorden de lezer?
A
Ze verwarren de lezer met details.
B
Ze maken de tekst beter te begrijpen.
Slide 18 - Quizvraag
Wat doen signaalwoorden in een tekst?
A
Ze verduidelijken de relatie tussen zinnen.
B
Ze vervangen belangrijke informatie.
Slide 19 - Quizvraag
Waarom zijn signaalwoorden belangrijk?
A
Ze maken de tekst langer.
B
Ze geven structuur aan de tekst.
