?

Unit 3 Money
Wij gaan beginnen met Unit 3 Lesson 1 Winning the lottery.
1.Je krijgt instructie over het nieuwe grammatica onderdeel-tags.
2. Oefeningen maken(tags) -lessonup en uit het WB
3. Zelfstandig een tekst "Winning the lottery" lezen en bijhorende opdrachten maken uit het WB
4. HW
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 3 Money
Wij gaan beginnen met Unit 3 Lesson 1 Winning the lottery.
1.Je krijgt instructie over het nieuwe grammatica onderdeel-tags.
2. Oefeningen maken(tags) -lessonup en uit het WB
3. Zelfstandig een tekst "Winning the lottery" lezen en bijhorende opdrachten maken uit het WB
4. HW

Slide 1 - Tekstslide

Tags

Slide 2 - Tekstslide

Waarom question tags?
Je gebruik  ze als je wilt weten of iemand er net zo over denkt als jij. 
In het NL zeg je dan: ‘of niet?’, ‘of wel?’, ‘hè?’, ‘vind je niet?’, ‘nietwaar?’.

Hij was goed hè?
Hij was erg slecht, of niet?

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn 'tags'?
  •  'Tags' zijn korte vraagjes die je aan een zin                      vastplakt (Hè? / Niet waar? / Toch?).

  • Gebruik: Je gebruikt 'tags' om bevestiging te vragen.

  • Vorm: (hulp)werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
  • Zin bevestigend (+)?         Tag ontkennend (–)!
  • Zin ontkennend (–)?          Tag bevestigend (+)!

Slide 4 - Tekstslide

Het Onderwerp ww + ........... , ww- persoonlijke voornaamwoord ?
Het Onderwerp ww -  .......... , ww+ persoonlijke voornaamwoord ?
   Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-)        -
Ann and Peter are tired, aren’t they
Tom was great, wasn’t he

   Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+)        +
Ann and Peter aren’t tired, are they?
Tom wasn’t great, was he?

Slide 5 - Tekstslide

Tag questions:
She is very pretty, ......?
A
is she
B
she is
C
isn't she
D
she isn't

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag':
He doesn't like ice cream, ......
A
does he?
B
isn't he?
C
likes he?
D
doesn't he?

Slide 7 - Quizvraag

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 8 - Quizvraag

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je een tag in een zin met een hulpwerkwoord?

Slide 10 - Open vraag

She looks terrible,
A
does she?
B
look not she?
C
look she?
D
doesn't she?

Slide 11 - Quizvraag

You won't come,
A
won't you?
B
don't you?
C
do you?
D
will you?

Slide 12 - Quizvraag

She is collecting stickers,

Slide 13 - Open vraag

You are tired,
A
aren't you?
B
are you?
C
don't you?
D
do you?

Slide 14 - Quizvraag

We often watch TV in the afternoon,

Slide 15 - Open vraag

Kies de juiste 'question tag'?
My friends like eating pizza, ......
A
liken't they?
B
don't my friends?
C
aren't they?
D
don't they?

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag':
We aren't always late, ......
A
are we?
B
aren't we?
C
isn't it?
D
do we?

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig werken
1. CB p.93 3.1  - lees het nog een keer goed door
2. WB p.88 ex.6a,b-maken
3. online oefenen: 
http://www.iedereenkanengels.nl/grammar/opdrachten/aangeplaktevragenoefenen3.html
http://www.iedereenkanengels.nl/grammar/opdrachten/aangeplaktevragenoefenen1.html


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link