A2 thema 1

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

A2 thema 1

Herhaling

Ken je Lisa? Dat ... mijn buurvrouw. (zijn)

Lynn heeft maat 86. Haar zusje heeft
maat 56, ... zij is nog een baby.
(Vul het juiste voegwoord in).

Je neemt je vriend mee naar je ouders.
Welke zin is goed?

1. Mijn vriend Nico dit is.
2. Dat is mijn vriend Nico.
3. Dit is mijn vriend Nico.
4. Is dit Nico mijn vriend?

Je moet heel veel doen op je werk.
Je collega vraagt: 'Wil jij voor mij die kast netjes maken?'
Je wilt het liever niet.
Wat kun je het beste zeggen?

1. Sorry, ik heb echt geen tijd.
2. Nee, natuurlijk wil ik dat niet.
3. Natuurlijk wil ik dat doen.
4. Nee, dat wil ik niet doen.

Welke woorden past in deze zin?
Mijn boek is ... jouw boek.

1. mooier dan
2. even als
3. kleiner als
4. dikker dan

Vrienden zijn belangrijk, maar ik vind familie ...

Welk woord past in de zin?
..., met jullie nieuwe huis.

Als je nu niet luistert, word ik ...
op je!

Hij heeft een ... kast. (groot)

Hij heeft een ... auto. (zwart)

Vraag tekst
De trein naar Amsterdam heeft vertraging.
Wat vraag je aan een medewerker?

Deze boeken zijn van mij.

1. dichtbij
2. verweg

Die telefoon is mooi.

1. dichtbij
2. ver weg

Dit boek is erg mooi.

1. dichtbij
2. ver weg

Je zus betaalt € 200,- huur per maand voor haar huis.
Je vindt dat heel weinig.
Wat kun je het beste zeggen?

1. Wat klein!
2. Wat goedkoop!
3. Wat duur!
4. Wat groot!