19-11 : Irregular verbs part 2

TODAY
Revision questions & negations

Irregular verbs
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TODAY
Revision questions & negations

Irregular verbs

Slide 1 - Tekstslide

Vragen met werkwoord to be of met hulpwerkwoord

Vragen met to be en hulpwerkwoorden (zoals can / may /should) maak je door het hulpwerkwoord vooraan in de zin te zetten:

You can swim very well.  Can you swim very well?
 
He is a good runner. Is he a good runner?

Slide 2 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
1. be : is, am, are, was, were
2. have got - has got - had got
3. can - could
4. may - might
5. must
6. shall - should
7. will- would

Slide 3 - Tekstslide

Vragen met andere werkwoorden

Voor de overige werkwoorden begin je vragen met een vorm van het woord "do"

Dogs like meat.  Do dogs like meat?
 
Bij he / she /it gebruik je niet do maar does.
Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat!

He loves to play tennis.  Does he love to play tennis?

Slide 4 - Tekstslide

Let op ! In welke tijd staat de zin ?

He was listening to music yesterday.
Was he listening to music ?

My cat drank milk last week.
Did my cat drink milk last week?

Slide 5 - Tekstslide

Ontkenningen met to be of hulpwerkwoord

Als er in een zin een vorm van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (bv.  can) staat, dan maak je een ontkenning door not daarachter te zetten.

She is a lawyer.  She is not a lawyer.
 
Horses can fly.  Horses cannot/can't fly.

Slide 6 - Tekstslide

Ontkenningen met andere werkwoorden

In alle andere gevallen zet je don't / do not voor het werkwoord.
Bij he/she/it wordt dit doesn't / does not. 
Omdat de vervoeging met -s nu al in does voorkomt, laat je de s achter het werkwoord weg.

They live in Spain.    They don't live in Spain.
She works in that building.    She doesn't work in that building

Slide 7 - Tekstslide

In de verleden tijd zet je in plaats van doesn't of don't, did voor het werkwoord.

Het werkwoord krijgt dan niet de vorm met -ed, maar het hele werkwoord zonder to.

They visited Manchester.
They didn't visit Manchester.

Slide 8 - Tekstslide

Make a question :
Kelly can swim very well.

Slide 9 - Open vraag

Make a question :
Mike was doing the dishes.

Slide 10 - Open vraag

Make a question :
He read that book last week.

Slide 11 - Open vraag

Make a negation :
We are making sentences now.

Slide 12 - Open vraag

Make a negation :
He goes to school every day.

Slide 13 - Open vraag

Make a negation :
Sarah forgot to do her homework last night.

Slide 14 - Open vraag

IRREGULAR VERBS
to beat

beat - beaten - verslaan

Slide 15 - Tekstslide

to buy

Slide 16 - Open vraag

to eat

Slide 17 - Open vraag

to hide

Slide 18 - Open vraag

to lie

Slide 19 - Open vraag

to speak

Slide 20 - Open vraag

Make a test for your classmate

Slide 21 - Tekstslide