Basisgrammatica NT 2 de-het & dit-deze & dat-die

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

De - woord

Het- woord

huis

pen

potlood

auto

hond

bladzijde

Hier (dichtbij)

enkelvoud:

de-woord: deze

het-woord: dit

meervoud:

altijd: deze

 Daar (verder weg, niet dichtbij)

enkelvoud:

de-woord: die

het-woord: dat

meervoud:

altijd: die

Hier / dichtbij

enkelvoud	enkelvoud	meervoud
de -woord	het -woord	.....
deze auto	dit kind	deze auto's
deze straat	dit huis	deze huizen
deze jongen	dit boek	deze jongens
deze winkel	dit potlood	deze potloden

Wat is goed?

1. dit meisje
2. deze meisje

Wat is goed?

1. Deze boek
2. Dit boek

Wat is goed?

1. Deze tas
2. Dit tas

Wat is goed?

1. Deze stoel
2. Dit stoel

Daar/ verder weg

enkelvoud	enkelvoud	meervoud
de -woord	het -woord	.....
die auto	dat kind	die auto's
die straat	dat huis	die huizen
die jongen	dat boek	die jongens
die winkel	dat potlood	die potloden

Wat is goed?

1. die kind
2. dat kind

Wat is goed?

1. die boek
2. dat boek

Wat is goed?

1. Die honden
2. dat honden

Hier

daar

dit boek

dat boek

deze jas

die jas

deze tassen

die tassen

Hier: dit meisje
Daar: ......... meisje

Hier: deze klok
Daar: ...... klok

Hier: deze boeken
Daar: ....... boeken

Hier: deze auto's
Daar: ...... auto's

Hier: ...... huis
Daar: dat huis

Hier: ...... bal
Daar: die bal